logo-sociale-alliantie6

Thema: Economie anders

economie andersEconomische groei lijkt de oplossing te zijn voor het armoedevraagstuk wereldwijd en dicht bij huis. Dat is inderdaad de geijkte opvatting die in de hoofden van veel mensen heeft postgevat. Het blijkt evenwel een hardnekkig misverstand te zijn: ondanks de weer toenemende economische groei neemt de armoede niet af. Integendeel, de armoede verbreed en verdiept zich en steeds meer groepen in de samenleving krijgen te maken met toenemende bestaansonzekerheden. Naast het armoedevraagstuk brengt het in ernst toenemende milieuvraagstuk steeds meer mensen tot het besef dat voortzetting van economische groei een doodlopende weg is. Toch blijft deze groei een noodzaak volgens de logica van de huidige gangbare economie. Daarmee komen we als samenleving vast te zitten in een paradoxale situatie: verdere economische groei tast de bestaanszekerheid aan en omwille van behoud van bestaanszekerheid en bestrijding van armoede moeten we economisch blijven groeien. In de jaren 70-90 van de vorige eeuw waren veel mensen zich al bewust van deze paradox. De val van de Berlijnse Muur en de ogenschijnlijke overwinning van het enig overblijvende economische model van de markt heeft dit kritische besef naar de achtergrond gedrongen. Voor de oplossing van het armoedevraagstuk en het milieuvraagstuk is het zaak denkbeelden uit die periode weer naar voren te halen. Dat ondersteunt momenteel weer opkomende pleidooien voor een verandering van de gangbare economische grammatica van de permanente groei en het vluchtige geld. Aan de hand van denkbeelden van enkele kritische economen uit het heden en het verleden laten Hub Crijns en Raf Janssen zien dat een andere economische grammatica mogelijk en wenselijk is.

In dit themadossier vindt u de volgende artikelen:

 

Een nieuwe kijk op wederkerigheid

wederkerigheid

Voor wat hoort wat! Dat is de kern van de heersende opvatting over wederkerigheid. Het is deze opvatting die het voertuig is geweest om brede steun te krijgen om de verzorgingsstaat strikter en straffer te maken. Oude theorieën omtrent de gift, het geven, kunnen de kijk op wederkerigheid verbreden. Dat biedt groepen die nu met het wederkerigheidsprincipe klein en braaf gehouden worden, kansen om op te staan, erkenning te vragen voor hun bijdrage aan de samenleving en een rechtvaardiger deel van de maatschappelijke rijkdommen op te eisen. Niet in de vorm van een uitkering, maar in de vorm van een leefbaar basisinkomen.

Lees meer

Armoede Live 10 jaar later: Johanna

Anderen hebben het slechter

Een oplossing voor armoede? Minder bezuinigen op publieke wijkvoorzieningen en meer van de mensen in ruil terugvragen; misschien hoeft het niet allemaal voor iedereen zo luxe. En als het dan met de economie goed gaat, mogen ouderen die leven van alleen AOW het ook best merken. "Het is moeilijk ervan rond te komen, echt moeilijk."

Lees meer

Alle kinderen kansrijk

Rapport Kinderombudsman

alle kinderen kansrijkIn Nederland groeien 378.000 kinderen – één op de negen – op in armoede. Hoewel het met de economie beter gaat, blijft dit aantal onverminderd hoog. Op 5 december 2017 vroeg de Kinderombudsman met het rapport ‘Alle kinderen kansrijk’ aandacht voor deze groep.

Kinderombudsvrouw Margrite Kalverboer benadrukt de impact die dit heeft op het leven van kinderen: ‘Opgroeien in armoede is zoveel meer dan het niet hebben van spullen. Deze kinderen lopen op alle vlakken in hun leven achterstand op en hebben minder kansen om zich goed te ontwikkelen.’ De aanpak van armoede moet volgens de Kinderombudsvrouw daarom gericht zijn op alle gebieden waar kinderen in armoede achterstand hebben: ‘Armoedebeleid is nu vooral gericht op het verbeteren van het leven van kinderen buitenshuis. Om deze kinderen echt te helpen, moet er een samenhangende aanpak komen die zich richt op de hele leefomgeving van kinderen, te beginnen bij het verbeteren van de onzekere en instabiele thuissituatie.’

Ze pleit daarom voor meer maatwerk en wil dat met elk gezin een plan wordt gemaakt dat gericht is op het stabiliseren van de thuissituatie en het verbeteren van het toekomstperspectief van kinderen en ouders: ‘Dat begint bij het verbeteren van de inkomenssituatie en het oplossen van schulden, zodat er minder stress is, ouders meer ruimte hebben voor hun kinderen en het gezin weer vertrouwen krijgt in de toekomst. Vraag kinderen en ouders zelf wat zij nodig hebben. De aanpak van armoede begint echt thuis.’

“Op school weten ze niet dat er minder geld is en dat wil ik ook niet. Ik ben bang dat ik anders wordt aangekeken. Dat het in de klas wordt gezegd.”

Hoe ervaren kinderen en jongeren het zelf?

De Kinderombudsman heeft kinderen en jongeren zelf gevraagd hoe zij hun leefomgeving ervaren wat volgens hen de gevolgen van armoede zijn.

  • Kinderen en jongeren hebben zorgen over onvoldoende geld voor hun verzorging.
  • Kinderen en jongeren ervaren stress en spanning thuis.
  • De band tussen ouders en kinderen staat onder druk.
  • Het leven van kinderen en jongeren biedt te weinig stabiliteit en zekerheid.
  • Kinderen en jongeren ervaren hun buurt vaker als onveilig en er is te weinig te doen.
  • Kinderen en jongeren missen contact met ondersteunende volwassenen naast hun ouders.
  • Kinderen en jongeren kunnen moeilijker meekomen op school en ervaren op school uitsluiting.

De problemen van ouders

Welke problemen ervaren ouders in armoede die de opvoeding en verzorging van hun kinderen raken en hoe ervaren zij de voorzieningen in hun gemeente?

  • Ouders vertellen over een stapeling van problemen.
  • Ouders hebben te weinig geld om zichzelf en hun kinderen goed te verzorgen.
  • De stress die ouders vanwege armoede ervaren heeft een grote negatieve impact op het welzijn
  • en functioneren van zowel ouders als hun kinderen.
  • Veel ouders verliezen hun sociale netwerk en dit zorgt voor extra financiële en emotionele druk.
  • Het leven in een onveilige of onrustige buurt maakt de druk op het gezinsleven
  • van gezinnen in armoede groter.
  • Ouders zijn onzeker over het eigen toekomstperspectief waardoor ook hun kinderen hun toekomst minder goed kunnen overzien.
  • Beschikbare gemeentelijke voorzieningen sluiten volgens ouders onvoldoende aan bij de noodzakelijke behoeften van hun gezin.

Knelpunten in het armoedebeleid volgens gemeenten

  • Het aanbod van kindvoorzieningen biedt volgens gemeenten geen structurele oplossing bij armoedeproblematiek
  • Gemeenten hebben maar beperkt invloed op het verbeteren van de financiële positie van ouders.
  • De zelfredzaamheid van ouders in armoede wordt volgens gemeenten overschat.
  • Gemeenten bieden nog te weinig maatwerk.
  • Kindvoorzieningen zijn nog niet optimaal.
  • Intensieve samenwerking met het onderwijs mist.

Aanbevelingen

Algemene uitgangspunten voor kindgericht armoedebeleid

  • Ontwikkel integraal armoedebeleid, zodat armoedeproblematiek van kinderen en jongeren
  • op alle leefgebieden wordt bestreden.
  • Maak samen met ieder gezin een perspectiefplan gericht op het stabiliseren van de situatie nu en het verbeteren van het toekomstperspectief van alle gezinsleden, zodat het leven van het gezin als geheel verbetert.
  • Bied maatwerk aan gezinnen in armoede zodat zij adequaat geholpen worden bij de
  • noodzakelijke behoeften die zij hebben.
  • Vraag kinderen en jongeren in armoede wat zij nodig hebben en hoe voorzieningen beter
  • kunnen, zodat hun stem structureel beter gehoord wordt.
  • Aanbevelingen ten aanzien van een stabiele thuissituatie
  • Verbeter de financiële positie van ouders, zodat zij in de basisbehoeften van hun gezin kunnen voorzien en hier geen onzekerheid over is.
  • Voorkom en verhelp schulden zo vroeg mogelijk zodat leefomstandigheden niet
  • onverwacht en ongewenst veranderen als gevolg van schuldenproblematiek.
  • Zorg dat gezinnen verzekerd zijn van kwalitatief goede huisvesting die voor de
  • lange termijn gegarandeerd is zodat gezinnen een stabiele woonruimte hebben en houden.
  • Investeer in de empowerment van ouders zodat zij een beter toekomstperspectief krijgen.
  • Investeer in de empowerment van kinderen en jongeren zodat ze beter gezien worden en
  • voorbereid worden op hun toekomst.

Aanbevelingen ten aanzien van een beter maatschappelijk leven voor kinderen en jongeren

  • Versterk de rol van scholen bij de bestrijding van armoedeproblematiek zodat kinderen en
  • jongeren in armoede de mogelijkheden krijgen om zich te ontwikkelen.
  • Investeer in de kwaliteit van buurten en lokale buurtvoorzieningen voor kinderen
  • en jongeren, zodat zij zonder zorgen en met meer plezier buiten kunnen zijn.
  • Verbeter het systeem van kindvoorzieningen en verklein de verschillen tussen gemeenten,
  • zodat voorzieningen goed aansluiten op de behoeften van kinderen en jongeren en iedereen
  • die het nodig heeft hier aanspraak op kan maken.

Klik hier om meer te lezen op de site van de Kinderombudsman.
Klik hier om het rapport ‘Alle kinderen kansrijk’ te downloaden.

Geven in Nederland 2017

Klik hier om dit artikel te downloaden als pdf-document.

geven in nederland 2017

Nederlanders gaven in 2015 ruim 5,7 miljard euro aan goede doelen. Dat is meer dan twee jaar geleden, maar als deel van het inkomen is de trend neerwaarts. Werd in 1999 nog 0,96% van het bruto binnenlands product besteed aan geven, in 2015 was dat gedaald naar 0,77%. Deze trend staat in het tweejaarlijkse onderzoek 'Geven in Nederland 2017' van de Vrije Universiteit, dat op 20 april 2017 is verschenen. Het gaat om giften van huishoudens, nalatenschappen, fondsen, bedrijven en kansspelen.

Onderzoek naar geven vanaf 1993

Filantropie is het vrijwillig ter beschikking stellen van geld en goederen aan doelen van het algemeen nut. Filantropie of geven, staat maatschappelijk sterk in de belangstelling. Sinds 1993 wordt door de Vrije Universiteit wetenschappelijke studie gemaakt van filantropie.
In slechts twee landen ter wereld wordt de omvang van deze filantropische economie macro-economisch in kaart gebracht. Jaarlijks verschijnt in de VS sinds 1955 ‘Giving USA’, uitgevoerd door de Indiana University (IUPUI). Nederland is het enige West-Europese land dat filantropisch onderzoek doet. In 1993 is de VU begonnen met de voorbereidingen voor het uitbrengen van ‘Geven in Nederland’ en de eerste editie is in 1997 verschenen. Daarna is elke twee jaar een update verschenen. Van 'Geven in Nederland 2015' vindt u elders op deze site een bespreking. Het gaat bij dit onderzoek niet alleen om bijdragen in de vorm van geld en goederen, maar Nederlanders geven ook tijd en inzet in de vorm van vrijwilligerswerk op vele maatschappelijke terreinen. Geven in Nederland onderscheidt acht maatschappelijke en goede doelen: (1) kerk en levensbeschouwing (religie), (2) gezondheid, (3) internationale hulp, (4) milieu, natuur en dierenbescherming, (5) onderwijs en onderzoek, (6) cultuur, (7) sport en recreatie en (8) maatschappelijke en sociale doelen.

Afname van geven door de grote crisis

De vrijgevigheid van Nederland, gemeten in het percentage van het bruto binnenlands product dat aan filantropie wordt besteed, is in de afgelopen twintig jaar duidelijk afgenomen. Na een stijging eind jaren negentig bereikte de vrijgevigheid in Nederland in 1999 een top van 0,96 procent van het Bruto Binnenlands Product (BBP). Onder invloed van de wereldwijde crisis sinds 2008 is dat bedrag in 2015 gedaald naar 0,77% van het BBP. Het deel van het besteedbaar inkomen dat huishoudens besteden aan giften is gedaald van 0,93% in 1999 naar 0,69 procent in 2015.

Andere redenen voor de afname

Voor een deel kan de afname van het geefgedrag worden verklaard door veranderingen in de samenstelling van de Nederlandse bevolking. De ontkerkelijking is de belangrijkste trend. Kerkelijke Nederlanders geven meer dan onkerkelijke. Een tegenkracht die de gevolgen van de ontkerkelijking heeft verminderd is de toename van het opleidingsniveau. Hoger opgeleiden geven meer dan lager opgeleiden. De groep Nederlanders geboren vóór 1930 geeft meer dan degenen die later geboren zijn. Bovendien blijkt het geefgedrag van deze groep in de afgelopen twintig jaar sterk toegenomen te zijn.
Een tweede verklaring voor de afnemende giften onder huishoudens is dat Nederlanders minder sociaal zijn ingesteld. Het lijkt erop dat Nederlanders in vergelijking met dertig jaar geleden over het algemeen minder opofferingsgezind zijn, minder emotioneel betrokken zijn bij anderen die het minder hebben, zich minder verantwoordelijk voelen voor de samenleving en minder vertrouwen hebben in medeburgers.

Fondsenwerving minder effectief

Ook is fondsenwerving minder effectief geworden. Goededoelenorganisaties bereiken sinds 2001 een steeds kleiner deel van de huishoudens. Bovendien blijkt dat de geefbereidheid bij fondsenwervingsacties sterk is verminderd. De succesvolle nationale hulpactie voor slachtoffers van de tsunami in Zuidoost-Azië eind 2004 heeft in 2005 een eenmalige piek in de giften aan internationale hulp opgeleverd, maar blijkt geen blijvend effect gehad te hebben op het geefgedrag aan internationale hulp.
De overheden, nationaal, provinciaal en lokaal, hebben onder invloed van de bezuinigingen door de crisis veel bezuinigd op subsidies aan culturele instellingen en internationale hulporganisaties. Het blijkt dat die bezuinigingen volgens de cijfers van 2015 vooralsnog niet gezorgd hebben voor hogere giften. Bijzonder is wel dat terwijl de populariteit van het geven van geld en goederen aan goededoelenorganisaties onder Nederlandse huishoudens is afgenomen, de waarde van de giften per huishouden sinds 2013 weer toeneemt.

Waar geven we aan?

Het totaalbedrag in 2015 bedraagt 5.713 miljoen euro en dat is het resultaat van de optelsom van de geschatte giften van huishoudens, van nalatenschappen, van fondsen (zowel geldwervende fondsen als vermogens-fondsen), van het bedrijfsleven en van de opbrengsten uit de kansspelen. Deze schatting is aan de lage kant, vanwege de onvolledigheid van informatie over nalatenschappen en de bijdragen van vermogensfondsen.

waar komen de giften vandaan

Huishoudens geven het vaakst geld aan gezondheid (66 procent), op afstand gevolgd door internationale hulp (41%) en maatschappelijke en sociale doelen (32%). Minder dan een derde van de huishoudens (28%) geeft aan kerk en levensbeschouwing, maar dit doel ontvangt wel de hoogste bedragen. Voor giften in goederen zijn maatschappelijke en sociale doelen het populairst (18%), gevolgd door internationale hulporganisaties (12%). Nederlanders geven vooral kleren en schoenen. Kleding doneren in de container heeft de huis-aan-huiscollecte ingehaald als de meest gebruikte manier om te geven. Nieuwe vormen van geven, zoals per sms en via internet, zijn nauwelijks populairder geworden in de afgelopen jaren.
Verschillen in geefgedrag hangen samen met sociaaleconomische kenmerken zoals de leeftijd (ouderen geven meer), het opleidingsniveau (hoger opgeleiden geven meer), het inkomen en de vermogenspositie (hoe meer financieel vermogen, hoe hoger het geefgedrag) en religie (kerkelijke Nederlanders, en met name protestanten, geven meer). Het geefgedrag van huishoudens neemt toe met altruïstische waarden en de frequentie waarmee huishoudens worden benaderd om giften te doen.
De gemiddelde rangorde van begunstigde doelen over de periode 1997-2015 is:
1. kerk en levensbeschouwing;
2. sport en recreatie;
3. internationale hulp;
4. maatschappelijke en sociale doelen;
5. gezondheid;
6. milieu, natuurbehoud en dierenbescherming;
7. cultuur;
8. onderwijs en onderzoek

Geven per brongroep tussen 1997-2015

Het onderzoek houdt vijf brongroepen bij als het om geven van geld en goederen gaat: huishoudens, nalatenschappen, fondsen, bedrijven en kansspelen. Het totaal gegeven bedrag aan goede doelen is van 2003 tot 2013 gedaald. Tussen 2013 en 2015 zien we een toename van 17%. Elke brongroep laat een eigen trend zien.

  • Huishoudens geven het meest aan kerk en levensbeschouwing.
  • Nalatenschappen komen vooral ten goede aan doelen op het terrein van gezondheid.
  • Geldwervende fondsen geven uit eigen middelen (baten uit beleggingen) vooral aan milieu, natuurbehoud en dierenbescherming en internationale hulp.
  • Maatschappelijke en sociale doelen en cultuur zijn belangrijke doelen voor vermogensfondsen.
  • Sport en recreatie en kerk en levensbeschouwing zijn de meest populaire doelen onder bedrijven.
  • Uit de kansspelen ontvangt de categorie internationale hulp het meeste geld.
Huishoudens

De totale waarde van giften van geld en goederen door Nederlandse huishoudens bedraagt in 2015, volgens de oude methode, 2.081 miljoen euro. Dit bedrag ligt 5,5% hoger dan het bedrag over 2013 (1.971 miljoen euro). Gecorrigeerd voor de inflatie is de waarde van de giften en goederen die zijn gegeven door huishoudens in Nederland sinds 2011 gestegen met 6,7%. De giften van huishoudens vertegenwoordigen in 2013 0,4% van het BBP en 0,55% van de consumptieve bestedingen van huishoudens.
In 2015 geeft 81% van de huishoudens gemiddeld 352 euro in geld aan goededoelenorganisaties en geeft 39% goederen ter waarde van gemiddeld 143 euro. Terwijl de populariteit van het geven van geld en goederen aan goededoelenorganisaties onder Nederlandse huishoudens is afgenomen, neemt de waarde van de giften toe per huishouden dat geeft.
Huishoudens geven het vaakst geld aan gezondheid (66%), op afstand gevolgd door internationale hulp (41%) en maatschappelijke en sociale doelen (32%). Minder dan een derde van de huishoudens (28%) geeft aan kerk en levensbeschouwing, maar dit doel ontvangt wel de hoogste bedragen.
Voor giften in goederen zijn maatschappelijke en sociale doelen het populairst (18%), gevolgd door internationale hulporganisaties (12%). Nederlanders geven vooral kleren en schoenen.

Nalatenschappen

De cijfers over nalatenschappen zijn ontleend aan het Centraal Bureau Fondsenwerving (CBF), waaraan nationaal fondsenwervende instellingen informatie verstrekken over hun inkomsten uit nalatenschappen. In totaal hebben 224 van de 632 fondsenwervende instellingen in 2015 melding gemaakt van nalatenschappen. Daarnaast hebben we aanvullend onderzoek gedaan onder 51 fondsen van academische ziekenhuizen en universiteiten die hun gegevens niet aan het CBF rapporteren. Van de 38 fondsen die hebben deelgenomen aan dit aanvullende onderzoek hebben 10 instellingen in 2015 een nalatenschap ontvangen. Ondanks deze aanvullende dataverzameling zijn de genoemde bedragen onderschattingen, omdat gegevens ontbreken over nalatenschappen aan kerken, congregaties, non-profitinstellingen en fondsenwervende instellingen die niet aan het CBF rapporteren. De totale gerapporteerde omvang van de inkomsten uit nalatenschappen bedraagt in 2015 289 miljoen.

Fondsen

De cijfers voor de fondsen zijn een optelsom van de bijdragen uit de opbrengsten van het vermogen van een groep vermogensfondsen met een bestedingsbudget groter dan 1 miljoen euro (n=72) en 506 geldwervende en hybride fondsen. Het is vanwege onvolledige informatie over de bijdragen van vermogensfondsen en vanwege het feit dat de bijdragen voor de jaren 1995-2015 op verschillende wijzen tot stand zijn gekomen niet mogelijk om iets over trends in de tijd te zeggen. In 2015 hebben 72 vermogensfondsen 219 miljoen euro bijgedragen aan maatschappelijke en goede doelen.

Bedrijven

De bijdragen van bedrijven in de vorm van sponsoring en giften aan goede doelen zijn in 2015 sterk gestegen ten opzichte van 2013. Bedrijven geven voor ongeveer 2 miljard euro aan goede doelen, in de vorm van sponsoring en giften. Sport is het belangrijkste doel waaraan bedrijven geld willen spenderen in de vorm van sponsoring en giften. In 2015 gaf ruim 70% van de bedrijven aan goede doelen via sponsoring en/of giften. Het aantal bedrijven dat doet aan sponsoring en giften is al jaren stabiel en het bedrijfsleven blijft hiermee een belangrijke bron van filantropie voor de verschillende doelen. De toename vindt vooral plaats in de bijdragen aan kerk en levensbeschouwing, milieu, natuurbehoud en dierenbescherming, cultuur en overige doelen.
Meer bedrijven zijn gestart met maatschappelijk verantwoord ondernemen (MVO), meer bedrijven zijn dat blijven doen en veel bedrijven zijn begonnen met nieuwe MVO-activiteiten. De toename in filantropische activiteiten komt voor een belangrijk deel tot stand door de inzet van tijd en mankracht. Bedrijven lijken zich in toenemende mate actief in te zetten om met hun expertise bij te dragen aan het succes van goede doelen. Dat geldt met name voor de zakelijke dienstverlening. Een belangrijk deel van de toename van het bedrag dat kerken krijgen wordt gevormd door de inzet in tijd en mankracht door bedrijven uit deze branche.

Kansspelen

De bijdragen vanuit de kansspelen aan goede doelen zijn de afgelopen jaren fors gestegen. Zes landelijke meerjarige kansspelvergunninghouders hebben een verplichting af te dragen aan het goede doel: de Nationale Postcode Loterij, de Bank- Giro Loterij, de VriendenLoterij (voorheen Sponsor Bingo Loterij), de Samenwerkende Non-profit Loterijen, de Lotto en Sportech. Zij droegen in 2015 een totaalbedrag van 523 miljoen euro af aan maatschappelijke en goede doelen. Dat is een stijging ten opzichte van 2013, toen het totaalbedrag 494 miljoen euro was. De stijging in 2015 is veroorzaakt door toenemende bijdragen vanuit de Nationale Postcode Loterij en de VriendenLoterij.

Vrijwilligerswerk tussen 2002-2016

Het onderzoek ‘Geven in Nederland’ biedt in elke editie ook een klein overzicht over het vrijwilligerswerk dat Nederlanders onbetaald doen voor maatschappelijke organisaties. In tegenstelling tot het geefgedrag is vrijwilligerswerk gemeten over de jaren 2002, 2004, 2006, 2008, 2010, 2012, 2014 en 2016. In mei 2002, 2004, 2006, 2008, 2010, 2012, 2014 en 2016 is gevraagd of men de afgelopen twaalf maanden vrijwilligerswerk heeft verricht.
In 2016 deed 36% van de Nederlanders vrijwilligerswerk. Met de daling in de deelname aan vrijwilligerswerk in 2016 zet de trend door die we in de vorige Geven in Nederland-edities al signaleerden.
Tussen 2014 en 2016 is het aantal uren dat vrijwilligers aan vrijwilligerswerk besteden verder afgenomen (van gemiddeld 18 uur naar 14,5 uur per maand). Mensen die beginnen met het doen van vrijwilligerswerk zijn minder actief dan vrijwilligers die gestopt zijn en in het verleden vrijwilligerswerk deden. Ook doen mensen die actief zijn gebleven minder uren vrijwilligerswerk dan voorheen. De mediaan is de afgelopen jaren weinig veranderd: de helft van de vrijwilligers besteedt maandelijks 10 uur of meer aan vrijwilligerswerk.
De verdeling van de taken is redelijk stabiel in vergelijking met eerdere edities. We zien een afname van het aantal vrijwilligers dat klussen doet of vervoer biedt.
Vrijwilligers besteden in 2016 gemiddeld 14,5 uur per maand aan vrijwilligerswerk. De meeste vrijwilligers houden zich bezig met bestuurlijke taken (23%), kantoorwerk en administratie (21%) en training of scholing (18%). Vrouwelijke vrijwilligers en vrijwilligers met een migratieachtergrond verrichten relatief weinig bestuurlijke taken. Sportverenigingen en kerkelijke organisaties tellen de meeste vrijwilligers. Vrijwilligers zijn vaker te vinden onder Nederlanders zonder migratieachtergrond, mensen met kinderen, hoger opgeleiden, mensen zonder baan, protestanten, mensen die vaker naar de kerk gaan, mensen die vaker benaderd worden om te geven aan goede doelen en mensen die het belangrijk vinden om voor anderen te zorgen.

Hub Crijns, directeur van landelijk bureau DISK en bestuurder Landelijk Katholiek Diaconaal Beraad

Prof. dr. René Bekkers, prof. dr. Theo Schuyt, drs. Barbara Gouwenberg (red.), Geven in Nederland 2017, uitgeverij Walburg Press, april 2017, 288 pagina's, ISBN 9789462492516; EAN: 9789462492516, prijs € 47,50, de verzendkosten bedragen € 6,75.
Website Geven in Nederland: www.geveninnederland.nl

Klik hier om naar de startpagina van het themadossier 'Geven en wederkerigheid' te gaan.

Deel deze pagina via sociale media

logo armoede live 10jaarlater

logo expeditie sociale cooperatie

Adres

t.a.v. Amel Namane/ Sociale Alliantie
p/a FNV
Correspondentie per mail heeft de voorkeur:

mailadres2

Volg ons op sociale media