logo-sociale-alliantie6

Er zit verandering in de lucht

Door Raf Janssen

zwaluw2

Er is nauwelijks doorheen te komen, door die dikke verkiezingsprogramma’s van de politieke partijen die meedoen aan de Tweede Kamerverkiezingen van maart 2021. Tientallen pagina’s per verkiezingsprogramma met honderden concrete voorstellen. Een tijdrovende zoektocht om de overeenkomsten en verschillen te ontdekken. Raf Janssen vestigt in deze bijdrage de aandacht op een paar voorstellen die mogelijk een nieuwe tijdgeest aankondigen. Maar… een paar zwaluwen maken nog geen zomer! Oude vormen en gedachten blijken taai en zijn nog lang niet gestorven.

Klik hier om dit artikel te downloaden als pdf-document.

Een nieuw geluid, een nieuwe lente?

In de verkiezingsprogramma’s 2021 staan her en der enkele nieuwe geluiden, die mogelijk een nieuwe lente aankondigen. Het ene geluid klinkt bij de ene partij sterker door dan bij een andere. Maar het zijn geluiden die een algemene teneur aanduiden. Daarom wordt ervoor gekozen om de aanduiding ervan niet te koppelen aan het verkiezingsprogramma van een bepaalde partij. Het gaat dit keer niet zozeer om de verschillen tussen de partijen, maar om de overeenkomsten. Deze kunnen duiden op het ontstaan van een nieuwe tijdgeest. De vraag is of die een gunstig klimaat schept voor de bestrijding van armoede.
Er zijn partijen die voorheen hoog opgaven van de zegeningen van de markt en over het zo klein mogelijk houden van de overheid. Deze partijen durven nu te spreken over een ‘doorgeschoten marktwerking’ die door een sterke overheid in bedwang moet worden gehouden. Verschillen in vermogen en inkomen die voorheen gerechtvaardigd werden als het terechte resultaat van hard werken, worden nu minder vanzelfsprekend geacht. Er wordt een stevig pleidooi gehouden voor een betere, meer rechtvaardige verdeling van de welvaart en voor een herstel van zekerheden. Daarbij is tegelijkertijd meer aandacht voor duurzaamheid en behoud van natuur en milieu. Verder wordt door diverse partijen voorgesteld burgers meer te betrekken bij zaken die voorheen haast vanzelfsprekend aan de overheid en de gekozen volksvertegenwoordigers werden overgelaten.

Doorgeschoten markt

Voorheen was in kringen van sommige partijen een kritiekloze lofzang te horen op de heilzame werking van de markt. Er werd met duidelijke afkeuring gesproken over een te ver doorgeschoten verzorgingsstaat en er klonk een warm pleidooi voor een kleinere overheid. Nu wordt ook in deze partijen hardop gesproken over een te ver doorgeschoten markt en wordt toegegeven dat nieuwe onrechtvaardigheden dwingen tot een grotere rol voor de overheid. Een actieve en dienstbare overheid is nodig om de burgers te beschermen, om als stevige marktmeester uitwassen in de markt te beteugelen en om de economie en de samenleving eerlijk en gezond te houden.

Eerlijker verdeling van welvaart

Aan de linkerzijde van het politieke landschap werd al veel eerder gewaarschuwd voor te grote verschillen in inkomen en vermogen. Tot nu toe werden dergelijke verschillen gerechtvaardigd met de opmerking dat ze werkten als een motor voor economische vooruitgang met een positief druppeleffect (trickle down) voor de zwakkeren. Nu wordt onderkend dat het voor de liberale markteconomie gevaarlijk is als sommige verschillen in de samenleving zo groot worden, dat hardwerkende mensen niet meer op eigen kracht kunnen rondkomen en niet langer normaal mee kunnen doen in de samenleving. Het wordt niet langer genegeerd dat iemand die normaal werkt toch te maken krijgt met armoede. Er is bereidheid de overheid te versterken opdat dergelijke rafelranden van ongebreidelde marktwerking kunnen worden bijgeschaafd. Dat standpunt wordt onder andere concreet gemaakt met het voorstel om het minimumloon te verhogen en om met name voor de rijkeren de belasting te verhogen.

Herstel van zekerheden

Er zijn partijen die vinden dat iemand die hard werkt navenant beloond moet worden en alle kans moet hebben om van een dubbeltje een kwartje te worden. Daarbij wordt wel vastgesteld dat de vertrouwde zekerheden daarvoor enigszins in het ongerede zijn geraakt: een vaste baan, een betaalbare woning, een veilige buurt, een fatsoenlijk inkomen voor iedereen, een basisbaan die voorkomt dat mensen blijven vastzitten in de bijstand. In dit verband wordt gesproken over de vorming van een coöperatieve samenleving met een nieuw sociaal contract waarmee het evenwicht tussen de burger, de markt en de overheid wordt hersteld. Ook wordt door sommige partijen in dit verband gesproken over een groene New Deal die tegelijk de oplossing kan zijn voor de klimaatcrisis, de wooncrisis, de economische crisis en de sociale ongelijkheid.

Behoud van de natuur

Er is nog een enkele partij die ontkent dat er sprake is van een klimaatvraagstuk. Maar de overgrote meerderheid van de politieke partijen wil een actief beleid voeren om de natuur te beschermen. Onderkend wordt dat de ruimte in Nederland beperkt is en dat economische groei kan botsen met andere belangen, zoals het behoud van natuurgebieden. De mate waarin men het behoud van natuur voorrang wil geven boven andere belangen, verschilt nog enorm. Sommige partijen blijven andere partijen benoemen als klimaatdrammers, maar dat natuurbehoud een groot belang is wordt door bijna alle partijen onderschreven.

Burgerraden

Om het draagvlak in de samenleving voor ingrijpende besluiten te vergroten, wordt door verschillende partijen voorgesteld een proef te nemen met lokale en landelijke burgerberaden. In zo’n beraad worden burgers bij loting aangewezen om serieus mee te praten over belangrijke maatschappelijke vraagstukken en de politiek van advies te dienen. Zo ontstaat een representatief beeld van wat mensen belangrijk vinden. Dergelijke raden van gelote burgers kunnen uitgroeien tot een belangrijke aanvulling op en verrijking van de huidige parlementaire democratie. Sommige partijen laten dat ook gelden voor het bedrijfsleven: ongelijkheid in kansen en zeggenschap en steeds grotere machtsconcentraties moeten worden tegengegaan; werknemers moeten meer te zeggen krijgen in de koers van het bedrijf.

Aanzetten tot een structurele aanpak van armoede

Naast praktische verbetervoorstellen op korte termijn heeft de anti-armoedebeweging vanaf de jaren 70 van de vorige eeuw steeds gepleit voor een structurele aanpak van het armoedevraagstuk. De Sociale Alliantie heeft dat pleidooi tot op de dag van vandaag voortgezet. Maar vanaf de jaren 90 is dit pleidooi door de landelijke en lokale politiek steeds meer naar de achtergrond geschoven. De sociale vernieuwing die in de jaren 80 sterk opgeld deed en door veel basisbewegingen in praktijk werd gebracht, is in 1989 als het ware onder de omgevallen Berlijnse Muur terechtgekomen. De laatste dertig jaar overheerste heel sterk het gevoel dat de kapitalistische markteconomie als overwinnaar uit de koude oorlog tevoorschijn is gekomen. Dat idee heeft voeding gegeven aan het idee dat de markt het beste en meest democratische model is voor de aanpak van maatschappelijke vraagstukken en voor een ordening van de samenleving die het meest recht doet aan de individuele talenten van mensen. Daarmee is een tijdgeest ontstaan die blind en doof was voor structurele oorzaken van armoede en ongelijkheid. Het accent van armoedebestrijding kwam eenzijdig te liggen op liefdadigheid, op hulp aan arme mensen door burgers die verder buiten het vraagstuk stonden. Er werd vooral gekeken naar de mensen en groepen die achterbleven bij de normaal geachte ontwikkeling van de samenleving. Vanuit die invalshoek werden maatregelen genomen om achterblijvers in de boot van de normale voor-uitgang te trekken. Het maatschappelijke debat over armoede werd steeds minder gevoerd en als het gevoerd werd, ging het steeds exclusiever over de vraag of de hulpmaatregelen wel dringend en dwingend genoeg waren. Vooral in de maand december was er ruimte om via goedbedoelde acties op radio en televisie uiting te geven aan mededogen met mensen die het slechter getroffen hadden, waaronder honderdduizenden kinderen die in ieder geval niet zelf verantwoordelijk gehouden konden worden voor hun armoede. Economische groei en charitatieve initiatieven rond voedselbanken en stichtingen leergeld boden de hoofdstroom in bestuur en politiek alle gelegenheid om enkele kwalijke kenmerken van het heersende economische model naar de achtergrond te duwen. Het ging/gaat daarbij om ontwikkelingen als de toenemende flexibilisering van arbeid, een aantal steeds scherpere tweedelingen en diepere kloven in de samenleving (inkomenskloof, vermogenskloof, opleidingskloof, gezondheidskloof, woonkloof, arbeidskloof, energiekloof, informatiekloof) en een steeds groter wordende overbelasting van het draagvermogen van de natuur. In een economie met dergelijke kenmerken lukt het nooit een halt toe te roepen, laat staan een einde te maken aan de verarming van mens en natuur. Dit inzicht leefde al langer bij een aantal partijen, maar het lijkt nu door te dringen tot nagenoeg alle partijen. De roep om een nieuw economisch model wordt luider. Dat blijkt ook uit de hiervoor beschreven denkbeelden in de recente verkiezingsprogramma’s. Daarbij worden vergelijkingen gemaakt met het sociaal en economisch hervormingsprogramma New Deal waarmee president Roosevelt de Verenigde Staten van Amerika uit de crisis van de jaren 30 van de vorige eeuw trok. Ook wordt verwezen naar het sociaal contract tussen werkgevers, werknemers en overheid dat de basis vormde voor de Nederlandse naoorlogse verzorgingsstaat. Dat waren hervormingsplannen die een structurele oplossing boden voor het armoedevraagstuk van dat moment. De tijd lijkt rijp voor een nieuw sociaal contract, een nieuwe New Deal, ditmaal met een groen karakter.

De kracht van oude vormen en gedachten

sterftSterft, gij oude vormen en gedachten! Deze als bevel opgeschreven wens, heeft nog weinig van zijn actualiteit verloren. In de politieke programma’s van partijen die meedoen aan de verkiezingen voor de Tweede Kamer op 17 maart 2021 staat een aantal aanzetten tot maatschappelijke vernieuwing die voeding geven aan de hoop op het ontstaan van een samenleving zonder armoede. Maar bij nadere beschouwing lijkt het erop dat deze nieuwe denkbeelden nog erg vastzitten aan oude patronen. De vraag is of we ons los kunnen wrikken uit deze oude vormen en gedachten, als we al willen inzien dat die ons denken en doen gevangenhouden in het bestaande bestel, waarvan de oneffenheden niet langer verborgen kunnen blijven. Kenmerkend voor het gevangen zitten in het oude denken is het dogmatische geloof in de noodzaak van economische groei. Onderkend wordt dat de planeet begrensd is. Maar technologische vernieuwing is de wonderolie die maakt dat men in het groeidogma kan blijven geloven. Groen en groei kunnen volgens de meeste partijen best samen. Dankzij technologische vernieuwing.In een recent artikel wijst de Duitse socioloog Frank Adloff erop dat de coronacrisis duidelijk maakt dat de bestaande maatschappelijke orde zeer fragiel is (eindnoot 1). Tegelijk wordt duidelijk dat er kansen zijn op vernieuwing. Zo is er de poging om met ecologische modernisering (groene new deal) klimaatbescherming en economische groei met elkaar te combineren. Deze ecologische modernisering bouwt voort op de bestaande maatschappelijke orde: individualisme, liberale democratie en kapitalistische markteconomie moeten behouden blijven, maar zich wel aanpassen aan de veranderde ecologische grenzen. Adloff betitelt dit als ‘groen kapitalisme’ dat stoelt op de idee dat dankzij technische vooruitgang de economische groei losgekoppeld kan worden van het verbruik van grondstoffen. Dit is de strategie van economisering van de duurzaamheid. Door mensen die pleiten voor daadwerkelijke verandering, wordt deze strategie van de hand gewezen. Zij willen een fundamentele verandering van economie en samenleving. Dat wijst in de richting van een economie van het genoeg en het realiseren van meer sociale gelijkheid. Dat is nodig om de dwang tot economische groei te overwinnen en de natuur niet langer te beheersen en uit te buiten. Volgens Adloff zou de coronacrisis een duwtje in de richting van deze fundamentele verandering kunnen geven, omdat deze crisis aantoont dat de gangbare samenlevingsorde mensen niet kan voorzien van levensnoodzakelijke goederen. We moeten afscheid nemen van het groeidenken en stap voor stap een alternatieve orde tot stand brengen die duurzaam is en die menselijk welzijn boven economische groei stelt. Steeds meer wetenschappers, aldus Adloff, spreken zich uit tegen economische groei, ook al is die groen. Ze pleiten ervoor om als uitweg uit de coronacrisis samenleving, economie en politiek los te maken uit de bevangenheid in economische groei. Om daarbij tegelijkertijd sociale en ecologische problemen op te lossen, is het noodzakelijk een economie te ontwikkelen die zich richt op het welzijn van allen. Herstel van grondrechtenAdloff noemt enkele kenmerken van zo’n ‘Gemeinwohlökonomie’: een brede goed functionerende publieke sector en coöperatie als vorm van samenwerking tussen ondernemingen in plaats van met concurrentie elkaar proberen te overtroeven; geen privatisering van publieke goederen; meer duurzame consumptiegoederen; mobiliteit zonder individueel vervoer; de afhankelijkheid van markten en geld verkleinen via vormen van ruil; geen Bruto Nationaal Product om economie te meten, maar kwalitatieve criteria; ondernemingen die niet kost wat kost winst willen maken, maar die gericht zijn op de verzorging van het welzijn van allen en die sociale en ecologische kosten niet op anderen en op de natuur afschuiven. Dit zijn kenmerken van een gewenste economische ontwikkeling die reeds eerder bepleit is door de Sociale Alliantie in haar manifest ‘Voor meer kwaliteit van leven’ uit 2018. Daarin wordt gepleit voor het herstel van een aantal essentiële sociale grondrechten:

  1. manifest 2018een leefbaar inkomen;
  2. goed en zeker werk;
  3. gelijke kansen op goede gezondheid;
  4. toegankelijk en praktijkgericht onderwijs;
  5. goede en betaalbare woningen;
  6. gezonde en duurzame leefomgeving.

Met dit pleidooi voor het herstel van sociale grondrechten liep de Sociale Alliantie al enkele jaren voor op de politieke partijen die nu – zij het nog voorzichtig – in hun verkiezingsprogramma’s soortgelijke veranderingen als doelstelling voor de komende jaren formuleren. Scherper dan de meeste politieke partijen wijst de Sociale Alliantie erop dat herstel van sociale grondrechten alleen kan lukken als de samenlevende mensen hun samenleving op een aantal punten anders inrichten. In dit verband worden in het manifest zeven kantelpunten beschreven:

  1. In plaats van de nadruk te leggen op economische doeltreffendheid ter vergroting van de winst meer focussen op ecologische duurzaamheid, teneinde de natuur en het daarin aanwezige vermogen tot leven in stand te houden.
  2. In plaats van met het scheppen van gelijke kansen het ontstaan van verschillen in feite te rechtvaardigen, stappen zetten naar een maatschappelijke ordening waarin tekorten worden gecompenseerd, opdat iedereen gelijkwaardig mee kan doen in de samenleving.
  3. In plaats van mensen te positioneren als losse individuen zonder sociale binding die zelfbewust hun eigen boontjes moeten doppen, onderkennen dat mensen als sociale wezens voor hun zelfverwerkelijking aangewezen zijn op respect, achting en erkenning van anderen.
  4. In plaats van blijven vasthouden aan een amorele economie die zich richt op het produceren voor de (wereld)markt met zijn logica van concurrentie, versnelling en natuurverbruik, een kleinschaliger economie ontwikkelen die uitgaat van de verbondenheid van mensen met elkaar en met de natuur.
  5. In plaats van het zorgen te diskwalificeren als hindernis voor economische doelmatigheid, het maatschappelijk belang van zorgarbeid onderkennen, zodat betaalde arbeid niet langer per definitie voorrang heeft op andere vormen van arbeid.
  6. In plaats van de samenleving in te delen in twee onderscheiden domeinen van ofwel de staat met zijn publiek recht ofwel de markt met zijn privaatrecht, onderkennen dat er vanuit de alledaagse werkelijkheid van mensen een nieuw domein ontstaat, het domein van het gemeengoed, de commons, waar mensen niet louter consument zijn van elders geproduceerde goederen, maar schepper, eigenaar en gebruiker zijn van gemeengoederen.
  7. In plaats van politiek en democratie te versmallen tot de overheid en de daarbij horende structuren van staat, parlement en verkiezingen, bouwen aan gemeenschappen waarin de macht niet overgedragen wordt aan een aantal gekozenen, maar waarin mensen in samenspraak en samenwerking met elkaar een leefwereld vormen, waarin allen gelijkberechtigd zijn en waarin allen die door besluiten geraakt worden daar ook over kunnen meepraten en besluiten.

Broedplaatsen voor maatschappelijke vernieuwing

In het manifest ‘Voor meer kwaliteit van leven’ geeft de Sociale Alliantie aan dat een brede maatschappelijke dialoog nodig is om de samenleving op enkele scharnierpunten te laten kantelen naar een meer sociale en duurzame ordening van het samenleven. Die dialoog kan op twee manieren worden gevoerd. Door een aantal kantelpunten aan de orde te stellen en te proberen daarover een maatschappelijk debat in gang te zetten en in gang te houden. Een tweede manier om een maatschappelijke dialoog in gang te zetten ligt niet zozeer in het denken en discussiëren, maar veel meer in het doen en uitproberen. Beide manieren zijn nodig om de anti-armoedestrijd te verbreden. De komende jaren moeten wetenschap en politiek meer aandacht schenken aan de tweede manier. Deze heeft betrekking op collectieven van burgers die concrete activiteiten ondernemen om hun bestaanszekerheid te herstellen of te behouden. Daarmee verlevendigen ze het maatschappelijke debat en de sociale strijd voor een samenleving zonder armoede. In het eerdergenoemde artikel wijst Frank Adloff erop dat er heel veel initiatieven zijn die economische veranderingen proberen te realiseren. Hij duidt deze initiatieven aan als broedplaatsen van maatschappelijke vernieuwing. Adloff vindt dat te weinig onderzoek wordt gedaan naar de verwerkelijking en realiseerbaarheid van dergelijke initiatieven. Hij constateert dat bestuur en politiek als oplossing voor maatschappelijke vraagstukken te zeer vast blijven houden aan de noodzaak van economische groei. De verkiezingsprogramma’s roepen inderdaad dit beeld op. Maar desondanks is het van belang te onderkennen dat in ieder geval onderkend wordt dat nieuwe wegen verkend moeten worden. Er wordt nog te weinig ruimte gegeven aan collectieven van burgers die dergelijke nieuwe wegen willen verkennen. Maar het loutere feit dat enkele van dergelijke wegen toch genoemd worden in de verkiezingsprogramma’s duidt op het opkomen van een nieuwe tijdgeest. Laten we steun geven aan collectieven van burgers die deze nieuwe tijdgeest proberen te (be)grijpen.

Raf Janssen, Panningen, 1 maart 2021

(Noot 1) Adloff, Frank, Vom richtigen Leben im falschen. Postwachstum, radikale Imaginarien und reale Utopien, in: Mittelweg 36, 19. Jahrgang Heft 6 Dezember 2020/Januari 2021.

Afdrukken

Deel deze pagina via sociale media

logo armoede live 10jaarlater

logo expeditie sociale cooperatie

Adres

t.a.v. Amel Namane/ Sociale Alliantie
p/a FNV
Correspondentie per mail heeft de voorkeur:

mailadres2

Volg ons op sociale media