logo-sociale-alliantie6

Kleinschaligheidsbeweging en het begrip arbeid

In het themadossier 'Werk, werkloosheid en nieuwe wegen', juni 2017, schreef Raf Janssen de bijdrage 'Kan arbeid de groeiende kloof in de samenleving overbruggen?' Daarin onderneemt hij een zoektocht naar een nieuwe noemer om de strijd tegen armoede nieuw leven in te blazen. Daarin ziet hij ‘sociale coöperaties’ als een veelbelovende weg. Eind jaren '70 van de vorige eeuw was de terminologie anders. Toen was er sprake van MeMo, Mens- en Milieuvriendelijk ondernemen. In Nederland bestaat de MeMo-sector niet meer als zodanig. Wij hebben het ergens diep weggestopt. Je kunt er nog iets van terug vinden via www.geheugenvannederland.nl. 
De tijden zijn veranderd. Als je nu op internet zoekt op die termen, dan krijg je hits over het belang van bewegen. De nadruk ligt tegenwoordig op het belang van lichamelijke beweging, helaas is geestelijke beweging uit het zicht geraakt. Daar valt in eerste instantie ook niets mee te verdienen. En dan is het moeilijk om in deze tijd de aandacht vast te houden of de interesse te wekken. De begrippen mens- en milieuvriendelijk zijn vervangen door ‘duurzaam’. En via duurzaam ondernemen kom je bij duurzaam klussen of duurzame inzetbaarheid van werknemers. Daar zijn we nu niet naar op zoek. Is er een relatie tussen dit sociaal ondernemen met de (kleinschaligheids)beweging van de jaren tachtig? 

Een ‘beweging van belang’

In de jaren '70 en '80 van de vorige eeuw konden we spreken van een ‘beweging van belang’. Het is ook de titel van een brochure uit november 1982. Enkele trefwoorden: anders denken over arbeid, werkprojecten, afschaffen sollicitatieplicht, belangenbehartiging, arbeidstijdverkorting, herverdeling arbeid, loskoppeling arbeid en inkomen. In deze jaren van grote jeugdwerkloosheid wist de overheid zich geen raad met die grote aantallen jongeren zonder betaald werk. De overheid was er ook niet op voorbereid en had er ook geen visie op. Samen met de tijdsgeest (de geesten waren vrijer) zorgde dat voor een klimaat waarin een grote diversiteit aan initiatieven kon ontstaan. De overheid was in eerste instantie ook tolerant. En zo konden duizenden bloemen bloeien. Onbetaald werk, werken met behoud van uitkering, ontheffing van de sollicitatieplicht was wat de klok sloeg. Mensen kregen de ruimte om te experimenteren en hadden de bijstandsuitkering als basis(inkomen). Dat heeft op heel veel plaatsen in het land tot ontelbare zelfredzame burgers geleid. Hoeveel actievoerders zijn er nu op een andere manier maatschappelijk actief zijn?

Wat heet arbeid?

Schep je eigen werk, op zoek naar beter werk, anders werk maken. In die jaren waren mensen ook al bezig met het vormgeven van werkzaamheden zodanig dat ze er een inkomen uit konden halen. In die jaren leefden we wel nog in de tijd van ‘de grote verhalen’. Er werden verbindingen gelegd tussen diverse thema’s en er was sprake van kruisbestuiving tussen (leden van) verschillende bewegingen. Daarbij was er wel enig verschil hoe dat eruit zag in de grote steden en de middelgrote. Het verbeteren van de samenleving was een gemeenschappelijke noemer. En dat kon niet door maar aan één radertje te draaien.

Definities rondom werk

De vraag ‘wat is nu werk’ en 'wat is het verschil tussen betaald werk en vrijwilligerswerk, of onbetaald werk' leefde wel. Begin jaren ’80 was ook de tijd waarin werd gepraat over loskoppeling van arbeid en inkomen. Bijvoorbeeld vorm te geven met een basisinkomen. En aan de andere kant van dat spectrum ‘Het recht op nuttige werkloosheid’. We hadden toen een Bond Werkschuw Tuig en de Nederlandse Bond Tegen het Arbeidsethos. En in het verlengde daarvan het begrip ‘baanvrij’. Als tegenhanger voor het begrip ‘werkloos’ spraken we over 'baanloos', om aan te geven dat veel mensen heus niet thuis achter de geraniums zaten, ook al hadden ze geen baan. Wat dat vooroordeel betreft is er nog niets veranderd. Of het zou moeten zijn dat het begin jaren '80 nog nieuw was, en nu, meer dan 30 jaar later, verhard. En individueler. Toen was er meer sprake van een collectief gevoel van werkloosheid. Het individualisme kwam pas later echt tot bloei.

Kleinschaligheid

In de beweging en het mens- en milieuvriendelijk ondernemen was kleinschaligheid een kernvoorwaarde. Dat is een mooie overeenkomst met de sociale coöperaties waar kleinschaligheid eveneens van belang is. Een andere parallel is het soort werk dat gecreëerd werd en wordt. “In plaats van arbeid die mens en aarde opsoupeert, ontwikkelen mensen in sociale coöperaties vormen van bewarende arbeid, arbeid die mens en natuur in stand houdt, bewaart.” (Janssen) Dat is een eigentijdse formulering van waar mens- en milieuvriendelijk ook voor stond. Een insteek die niet bestand was tegen het opkomende en steeds meer gemeengoed wordende neoliberalisme, de vrije markteconomie en de alleenheerschappij van de consumptiemaatschappij als de enige en ware vorm van ‘samenleven’ die ‘de grote geesten’ zich na 1989 konden voorstellen. De geschiedenis was immers dood. Maar Raf Janssen laat zien dat de geschiedenis zich ook kan herhalen en misschien zelfs een stap verder komt.

De beweging wordt overgenomen

Janssen waarschuwt ervoor: “Er moet voor gewaakt worden dat overheden en organisaties – al dan niet met goede bedoelingen – deze beweging overnemen en ze daarmee beroven van haar veranderkracht." Daar werd in de jaren '80 ook al voor gewaarschuwd. Brochures als ‘Haalt de eigen-werkbeweging 1985?’ en ‘De staats – greep op het onbetaalde werk’ (over de Wet Onbetaalde Arbeid Uitkeringsgerechtigden) getuigen daarvan. Uiteindelijk is het ook zo gegaan. Mensen kozen eieren voor hun geld en accepteerden een normale baan en anderen slaagden erin om bestaanszekerheid te ontlenen aan het eigen werk wat ze geschapen hadden. Collectieve idealen werden deels ook ingehaald door het steeds verder om zich heen grijpende individualisme. Waar sommige mensen met een uitkering als collectief werden behandeld omdat ze gezamenlijk activiteiten ontplooiden, werden de duimschroeven door sociale diensten naarmate de jaren '80 vorderden weer aangedraaid. En ook daar ging de wind van ‘je moet er wel iets voor doen’ waaien. Waarbij dat doen door de gemeente werd bepaald; de kaders werden enger. De vrije geesten (maatschappelijk werkers) verdwenen en werden ingeruild voor juristen; rechtvaardigheid werd vervangen door rechtmatigheid.

Tegenstelling

Raf Janssen is nadrukkelijk op zoek naar een nieuwe kapstok om de armoedebeweging een eigentijdse uitdrukking te geven. De beweging van eind vorige eeuw was volgens mij niet zo zeer door (het bestrijden van) armoede gedreven. Voor zover de beweging door jongeren werd gedragen, was er geen sprake van armoede of de strijd daartegen. Het ging om een strijd tegen de bestaande samenleving, om het vormgeven van een andere maatschappij. Het vermogen om zich de samenleving anders voor te stellen dan de bestaande, was toen waarschijnlijk ook niet bij het gros van de mensen ontwikkeld. Maar toen was die capaciteit om je een samenleving voor te stellen anders dan de huidige bij diverse mensen, organisaties, partijen, en overheden wel goed ontwikkeld. De vrijheid van de jaren '60 ijlde nog na, de inkomenszekerheid zonder betaald werk was vele malen groter dan nu. En daarmee kon je je veel gemakkelijker idealen veroorloven, ook al waren ze niet realistisch en kon je er niet van eten. Een pamflet als ‘Het recht op nuttige werkloosheid’ van Ivan Illich uit 1978 kan nu niet meer geschreven worden. En al helemaal niet meer bij een uitgeverij met de illustere naam Het Wereldvenster. Wat is ons venster tegenwoordig...?

Klik hier om naar de overzichtspagina te gaan van het themadossier 'De toekomst van werk en zekerheid'.

UWV Arbeidsmarktanalyse 2017

arbeidsmarktanalyseKlik hier om dit artikel te downloaden als pdf-document.

De arbeidsmarkt verandert snel. Er ontstaan nieuwe beroepen en nieuwe banen, maar er verdwijnt ook werkgelegenheid. Daarbij zijn er groepen op de arbeidsmarkt die het risico lopen blijvend buitenspel te staan. UWV heeft de arbeidsmarktanalyse 2017 gepubliceerd met als doel om met deze analyse een bijdrage te leveren aan de arbeidsmarktpositie van groepen met afstand tot de arbeidsmarkt, en input te leveren voor een goede werking van de arbeidsmarkt. In onderstaande bijdrage enkele interessante en opmerkelijke onderdelen. Die komen vaak overeen met zaken die de Sociale Alliantie al langer bepleit. Misschien worden de geesten (te) langzaam rijp?

Uit de analyse blijkt dat ondanks de ‘goede tijden’ er onvoldoende banen zijn / komen voor iedereen die wil en kan werken. Banen aan de onderkant van het middensegment gaan verdwijnen. Om de wens van het zijn van een participatiesamenleving (zo goed mogelijk) te realiseren, zullen we moeten investeren in mensen, is het devies. Investeren in scholing en ‘employability’ loont en rendeert ook maatschappelijk.

Werkgelegenheid en werkloosheid

Werkgelegenheid en werkloosheid worden niet gelijk verdeeld over de bevolking. Er zijn groepen met een structureel slechte positie op de arbeidsmarkt: laagopgeleide mannen en vrouwen die vaak geen startkwalificatie hebben; vrouwen op middelbaar beroepsniveau; niet-westerse migranten; oudere langdurig werklozen. Tot zover niets nieuws.
Betreurenswaard is dat Nederland de minst inclusieve arbeidsmarkt kent. Het verschil in participatie tussen niet-arbeidsbeperkten en arbeidsbeperkten is in ons land groter dan in andere Europese landen. En dat is maar voor een deel te verklaren uit definitieverschillen. De werkloosheid is 2,5 maal zo hoog onder arbeidsbeperkten!
De 50 experts die onderzoeksbureau Panteia heeft geraadpleegd, komen soms met onorthodoxe oplossingen. Voorstellen die het / een Kabinet misschien niet zo graag leest. Zoals het scheppen van additionele werkgelegenheid of het handhaven van de SW-banen. En ook is er aandacht voor het inzetten van uitkeringsgelden om werk te scheppen.

Vrijwilligerswerk

De deskundigen kennen een interessante rol toe aan vrijwilligerswerk. Ze vragen aandacht voor het realiseren van werk door vrijwilligerswerk om te bouwen naar betaalde banen. Volgens de deskundigen is het nog maar de vraag zich daarbij stellen is of betaald werk in plaats van vrijwilligerswerk ook daadwerkelijk meer geld kost. Hun inschatting is dat de maatschappelijke kosten voor buiten het betaalde arbeidsproces staan, veelal hoger zijn dan die voor het scheppen van werk!

Technologie

Ook in arbeidsbemiddeling en reïntegratie liggen mogelijkheden om gebruik te maken van nieuwe technologie om vraag en aanbod beter aan elkaar te koppelen. Een voorbeeld is de analyse van 'big data'. Daardoor kan meer tijd beschikbaar komen voor persoonlijke ondersteuning van werkzoekenden. Dus ook hier weer meer aandacht voor de mens!

Mismatch

Oplossingen voor het niet aansluiten van het aanbod van op de vraag naar arbeid (soms is het Engels iets korter) zijn niet zo makkelijk. De deskundigen komen niet zo ver en zijn ook niet (meer) unaniem. Het gaat vooral over kennis en arbeidsmarktinformatie; wat zijn kansrijke en wat zijn krimpberoepen? Alsof er niet al (meer dan) genoeg wordt onderzocht? Een gemiste kans vind ik hier het ontbreken van aandacht voor scholing, opleidingen en ‘employability’ (brede en flexibele inzetbaarheid van werknemers). Eerder is geconstateerd dat ICT- en sociale vaardigheden de allereerste vereisten zijn om kansrijk te zijn op de arbeidsmarkt. Als daar in algemene zin op wordt ingezet, biedt je mensen waarschijnlijk een aardige basis voor een bredere inzetbaarheid. Dan wordt het switchen van baan ook veel gemakkelijker, zonder dat je een heel nieuw beroep moet leren.

Arbeidsmobiliteit en individualiseren van leerrechten

Gelukkig komt die aandacht wel weer terug bij dit onderwerp. De oproep die de deskundigen hier doen: Investeer duurzaam en structureel in het vergroten van de employability en weerbaarheid van mensen op de arbeidsmarkt. Zorg ervoor dat zij over hun toekomst gaan na-denken. Stimuleer dat zij hun eigen verantwoordelijkheid (kunnen) nemen. Ook is van belang dat mensen worden gefaciliteerd om hun keuze uit te kunnen voeren. Het individualiseren van leerrechten in de vorm van bijvoorbeeld scholingsvouchers is volgens veel deskundigen een goede optie.

Scholing is urgent

Wat betreft die scholing heeft Nederland ook nog wat in te halen. We nemen in Europa op het gebied van Leven Lang Leren slechts een middenpositie in. Daarnaast is de scholingsintensiteit afgenomen: het gemiddeld aantal opleidingsuren per werknemer of werkzoekende is sinds 2004 gedaald. Waarbij werknemers uit kwetsbare groepen de minste scholing ontvangen. Hoogste tijd om serieus aan de slag te gaan. Hier hoeven we toch geen nader onderzoek op los te laten!? Ouderen volgen minder vaak scholing dan jongeren. Van de werkenden met een flexibel contract is het aandeel dat scholing volgt ook sterk gedaald.
Het onderwerp scholing en Leven Lang Leren is het meest van alle thema’s voorbijgekomen. Dat tekent het belang dat de deskundigen hieraan hechten. In de eerste plaats is er de oproep om meer te doen aan vergroting van structurele mogelijkheden van om-, her- en bijscholing. Ook een structureel stelsel van leerrechten of een nationaal scholingsfonds kan volgens de deskundigen een beleidsrichting zijn.

Concluderend

De arbeidsmarktanalyse maakt enkele urgente zaken bij het realiseren van de ‘participatie-samenleving’ duidelijk. Jammer is dat er diverse experts zijn geraadpleegd, maar niet de mensen waarover het in belangrijke mate gaat. De grote vraag is wat er met alle voorstellen wordt gedaan. In de analyse worden ze steeds ‘beleidsuitdagingen’ genoemd. Daarmee worden ze op het bord van de overheid gelegd. En dan blijft het natuurlijk de vraag of en wanneer er iets mee gedaan wordt. De urgentie is erg duidelijk verwoord. Maar is er ook een wil om de belangen van kwetsbare mensen – werkonzekerheid + inkomensonzekerheid + gezondheidsrisico’s + gebrekkige scholing – echt te behartigen? Of trapt de politiek het balletje en de verantwoordelijkheid weer terug naar de werkgevers? De verkiezingen waren al een tijdje geleden en de zomer moet nog beginnen: dat wordt zweten!

Klik hier voor de samenvatting van het rapport (8 pagina’s). 
Klik hier voor de hele analyse. 

Ger Ramaekers

Klik hier om naar de startpagina van het themadossier 'Werk, werkloosheid en nieuwe wegen' te gaan.

Nieuwsbrief 2017-5 verschenen

Op 28 juni is er weer een nieuwsbrief verschenen. Dit keer met een thema-dossier over werk, werkloosheid en nieuwe wegen.

Klik hier om deze nieuwsbrief te lezen.

SER adviseert de regering over sociaal ondernemen

sociaal ondernemenKlik hier om dit artikel te downloaden als pdf-document.

De Sociaal-Economische Raad heeft op 22 mei 2015 het SER-advies ‘Sociale ondernemingen: een verkennend advies’ vastgesteld. Dit rapport is de reactie van de Raad op een adviesvraag van de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid. Hij heeft de SER gevraagd in hoeverre en op welke wijze de (rijks)overheid aansluiting kan vinden bij de ontwikkelingen rondom sociaal ondernemerschap. Deze hoofdvraag bestaat uit vier subvragen:

  • Karakter van sociale ondernemingen: wat is het / wat zou het moeten zijn?
  • Wat kunnen sociale ondernemingen betekenen voor de oplossing van maat-schappelijke problemen?
  • Wat zijn eventuele belemmeringen hierbij?
  • Wat zou er nog moeten gebeuren en wie is hierbij aan zet?

Het advies heeft een verkennend karakter en de invalshoek is de ontwikkeling van sociale ondernemingen in Nederland. Het advies geeft geen antwoord op de vraag op welke wijze een specifiek maatschappelijk probleem het beste kan worden opgelost.

Sociaal ondernemen

De SER kiest een heldere definitie van de sociale onderneming die volledige aansluit bij die van Social Enterprise NL, en welke tevens door de Europese Unie wordt gebruikt: “Sociale ondernemingen hebben in ieder geval gemeen dat het zelfstandige ondernemingen zijn, die een product of dienst leveren en primair en expliciet een maatschappelijk doel nastreven.” Het gaat om ondernemingen die enerzijds economisch zelfstandig zijn en dus niet duurzaam volledig afhankelijk zijn van subsidies, schenkingen en donaties. Anderzijds zijn het organisatorisch zelfstandige ondernemingen die hun beleid onafhankelijk van de overheid of van ‘reguliere’ bedrijven kunnen voeren. Voor sociale ondernemingen staat de financiële doel-stelling ten dienste van het primaire maatschappelijke doel. Dit onderscheidt de sociale onderneming van andere ondernemingen.
Deze definitie geeft duidelijke en werkbare handvatten om sociaal ondernemers te herkennen en hen te ondersteunen. Het Platform Social Enterprise NL is aanjager van de beweging van sociaal ondernemers: ondernemers die kiezen voor maatschappelijke waarde. En ver-schillende partijen zoals aangesloten bij het Platform Social Enterprise NL zijn actief geweest bij het tot stand komen van het advies. Het adviesrapport van de SER, dat 70 pagina’s telt, erkent de waarde van sociaal ondernemers voor de Nederlandse maatschappij en geeft concrete aanbevelingen hoe de sector verder versterkt kan worden.
De belangrijkste actiepunten van de SER om knelpunten van sociale ondernemingen weg te nemen zijn:

  1. Investeer gezamenlijk in impactmeting (par. 5.3)
  2.  Versterk de samenwerking tussen sociale ondernemingen (par. 5.4)
  3. Vergroot de kennis bij overheid en bij sociale ondernemingen (par. 5.5)
  4. Onderzoek de mogelijkheid voor een ‘label’ voor sociale ondernemingen (par.5.6)
  5. Verbeter het financieringsklimaat (par. 5.7)
  6. Creëer meer ruimte bij overheidsinkoop (par. 5.8)

De aanbevelingen van de Raad zijn in een tabel samengevat, die het actiepunt noemt, wie aan zet is, waar bij aangesloten kan worden en welk knelpunt wordt opgelost.

Bijdrage aan de oplossing van maatschappelijke problemen

Om zicht te krijgen op de bijdrage van sociale ondernemingen in Nederland zou men idealiter het maatschappelijk rendement op macroniveau willen vaststellen. Voor een dergelijke analyse van de verhouding tussen maatschappelijke baten en maatschappelijke kosten zijn echter nog onvoldoende gegevens beschikbaar. De raad beperkt zich in hoofdstuk drie tot een kwalitatieve duiding van de maatschappelijke baten van sociale ondernemingen voor-namelijk op basis van casuïstiek. Hierbij is gebruikgemaakt van zelfrapportage door onder-nemingen die zichzelf als sociale ondernemingen zien en dit ook uitdragen (bijvoorbeeld door lid te zijn van het platform Social Enterprise NL).

Waar sociale ondernemingen tegenaan lopen

De raad vat in hoofdstuk vier de belangrijkste belemmeringen samen die het vergroten van het maatschappelijk rendement van sociale ondernemingen in de weg staan.

  1. Knelpunten bij het meten van de impact
    Sociale ondernemingen onderscheiden zich door hun missie; uiteindelijk moeten ze echter ook hun daadwerkelijke bijdrage aan het maatschappelijke doel, hun impact, kunnen laten zien. Op dit punt is duidelijk nog winst te boeken. Het meten van de maatschappelijke impact is complex (en duur).
  2. Beperkte herkenning en erkenning
    Sociale ondernemingen voelen zich onvoldoende erkend en herkend in het onder-scheid met commerciële spelers of goededoelenorganisaties. Het brede publiek is vaak nog niet bekend met het bestaan van sociale ondernemingen. Klanten en investeerders willen er op kunnen vertrouwen dat de sociale onderneming duurzaam de maatschappelijke impact vooropstelt. Het gaat niet alleen om de uitdaging om de ge-realiseerde impact te meten, maar ook om deze voor een breed publiek transparant en toegankelijk te maken.
  3. Knelpunten bij de financiering
    Het aantrekken van financiering is vaak een knelpunt voor sociale ondernemingen. In vergelijking met andere mkb-bedrijven hebben sociale ondernemingen te maken met een aantal aanvullende complicaties op dit gebied. Doordat de maatschappelijke missie kostenverhogend kan werken en het financieel rendement niet vooropstaat, is het financieel rendement vaak minder. Ook weten sociale ondernemingen en potentiele investeerders en financiers elkaar nog niet altijd te vinden en ze spreken vaak niet dezelfde taal.
  4. Belemmeringen door wet- en regelgeving
    De werelden van ondernemers en overheid sluiten niet goed op elkaar aan. Zo is er te weinig experimenteerruimte om tegemoet te komen aan nieuwe ontwikkelingen, dan wel wordt deze ruimte onvoldoende gebruikt. Daarnaast hebben (sociale) onder-nemers vaak te maken met verschillende (beleids)onderdelen van de gemeente en daarmee verschillende loketten die niet goed op elkaar aansluiten.
  5. Knelpunten bij overheidsinkoop
    Indien bij aanbestedingen uitsluitend naar de laagste prijs gekeken wordt, dan kunnen sociale ondernemingen daarvan een concurrentienadeel ondervinden en krijgen innovatie en een ondernemende aanpak van maatschappelijke problemen onvoldoende ruimte. De toepassing van 'social return' benadeelt in de praktijk sociale ondernemingen en andere bedrijven die los van de aanbesteding mensen met een arbeidsbeperking in dienst hebben. Beleidsverschillen tussen gemeenten belemmeren het uitbreiden van activiteiten door sociale ondernemingen.

De actiepunten uit het SER-advies op een rij

Het SER-advies bevat een actielijst met diverse aanbevelingen, waaronder:

  • een impactmeting om de meerwaarde van sociale ondernemingen te kwantificeren;
  • een kenniscentrum sociaal ondernemerschap voor samenwerking, kennisontwikkeling en opschaling bij impactmeting;
  • vergroten van kennis bij beleidsmakers en overheidsinkopers, bijvoorbeeld door een leeratelier sociaal ondernemerschap;
  • meer aandacht voor maatschappelijke uitdagingen in het ondernemerschapsonderwijs;
  • bundelen van relevante (digitale) overheidsinformatie;
  • onderzoek doen naar een label voor sociale ondernemingen;
  • experimenteren met impactfinanciering (op basis van behaalde resultaten);
  • instellen van een duidelijk aanspreekpunt bij gemeenten;
  • afstemming van regels en procedures tussen en binnen gemeenten.

Advies bruikbaar voor burgerlijke gemeenten

De Raad ziet in de aanbevelingen van hoofdstuk vijf een belangrijke rol weggelegd voor de overheid en in het bijzonder voor gemeenten. De SER doet gemeenten onder meer de volgende aanbevelingen:

  1. Vergroot binnen de organisatie de kennis over sociaal ondernemen.
  2. Verbeter het financieringsklimaat voor sociale ondernemingen door te investeren in nieuwe financieringsvormen, zoals 'social impact bonds'.
  3. Creëer meer ruimte voor sociale ondernemingen bij overheidsinkoop , onder meer door de ruimte te benutten die de aanbestedingswetgeving biedt.
  4. Wijs binnen de gemeente een duidelijk aanspreekpunt aan voor sociale ondernemingen.

Voor de sociale werkvoorzieningsbedrijven in gemeenten liggen er specifieke kansen. In de praktijk werken sw-bedrijven al steeds vaker samen met sociale ondernemingen. Veel ge-meenten verwachten dat sociale ondernemingen ook een belangrijke rol kunnen gaan spelen bij de realisatie van de banenafspraak.
Daarnaast ziet het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid in reactie op het Advies mogelijkheden voor mensen met een afstand tot de arbeidsmarkt. Het ministerie heeft de SER onlangs dan ook verzocht om een vervolgadvies te formuleren over maatregelen die de samenwerking tussen werkbedrijven, sociale ondernemingen en overige organisaties kunnen stimuleren.
Een aantal gemeenten is in de praktijk al bezig om sociaal ondernemerschap te bevorderen, binnen hun eigen gemeente of in de regio. Daarbij zijn uiteenlopende maatregelen en initiatieven te onderscheiden, allemaal specifiek gericht op sociale ondernemingen:

  • Een startersfonds
  • Specifieke begeleiding voor starters
  • Een kennisplatform
  • Een bedrijfsverzamelgebouw creëren
  • Veranderde inrichting van 'social return'
  • Delen van het sw-bedrijf verzelfstandigen tot een sociale onderneming

Er is voor burgerlijke gemeenten veel mogelijk, en er is altijd sprake van maatwerk. Belangrijk is dat een gemeente helder is over haar rol. Kernwoorden zijn samenwerken, faciliteren en stimuleren.

Reactie kabinet op SER-advies: positie sociale ondernemingen verbeteren

Het kabinet heeft op 5 juli 2016 een Reactie op het Advies gegeven en naar de Tweede Ka-mer gestuurd. Het kabinet erkent het belang van bedrijven met een maatschappelijke missie en wil de maatschappelijke impact ervan helpen vergroten. Deze sociale ondernemingen kunnen een belangrijke bijdrage leveren aan maatschappelijke participatie, integratie en leefbaarheid. Sociale ondernemingen hebben nu vaak moeite om hun maatschappelijke meerwaarde aan te tonen. Daarom komt er een onderzoek naar hoe de maatschappelijke impact van het brede scala van sociale ondernemingen het best gemeten kan worden.
In het Advies signaleert de SER een aantal knelpunten en formuleert een reeks aanbevelingen. Naar aanleiding van het advies wil het kabinet een aantal acties ondernemen. Onder meer om de kennis bij overheden te vergroten en overheidsinformatie voor sociale ondernemers op één plek te bundelen; om het financieringsklimaat te verbeteren; en om de ruimte die de aanbestedingswetgeving biedt met het oog op maatschappelijke doelstellingen beter te benutten.
Het SER-advies omschrijft sociale ondernemingen als ondernemingen die primair een maat-schappelijk doel hebben, maar plaatst deze in een continuüm. Het kabinet sluit zich hierbij aan: ‘Alle bedrijven hebben sociale impact, bijvoorbeeld in de vorm van banen en in toenemende mate door Maatschappelijk Verantwoord Ondernemen, maar sociale ondernemingen kunnen een voorbeeldfunctie vervullen.’ Doel van het kabinet is niet het creëren en vergroten van een aparte ‘sector’ van sociale ondernemingen, maar het vergroten van de positieve maatschappelijke baten. Het kabinet deelt de conclusie van de SER dat het niet wenselijk is om een aparte rechtsvorm voor sociale ondernemingen in het leven te roepen. Mochten bedrijven met een maatschappelijke missie zelf het initiatief nemen voor een speciaal ‘label’ voor sociale ondernemingen, dan zal de overheid dit initiatief met positieve blik bekijken.
Het kabinet gaat tevens met de sociale ondernemingen over het vorig jaar uitgebrachte SER-advies in gesprek. Het kabinet nodigt de SER van harte uit om betrokken te blijven bij vervolgstappen. Het gaat de SER ook om een vervolgadvies vragen. Daarin zal onder meer worden gevraagd hoe de overheid en sociale ondernemingen samen kunnen optrekken om mensen met een afstand tot de arbeidsmarkt te re-integreren.

Hub Crijns, bestuurder Landelijk Katholiek Diaconaal Beraad

Klik hier voor informatie over Social enterprise NL
Klik hier om het rapport te downloaden.
Klik hier voor een persbericht over het rapport.

Klik hier om naar de startpagina van het themadossier 'Werk, werkloosheid en nieuwe wegen' te gaan.

Kan arbeid de groeiende kloof in de samenleving overbruggen?

pont d avignonVolgens een bekend kinderliedje gaan mensen in het Franse Avignon vrolijk dansend een brug op. Ze bereiken echter nooit de overkant, omdat de brug halverwege de rivier ophoudt. Iets dergelijks overkomt bijstandsmensen en werklozen die voor de zoveelste keer met prikkelende begeleidingsmuziek de arbeidsmarkt opgestuwd worden, omdat dit de koninklijke weg uit de armoede zou zijn en omdat de economische crisis overwonnen is en er weer meer werkers nodig zijn. In de hoop de slechte kant van de maatschappelijke kloof achter zich te laten, stapt menigeen de arbeidsbrug op. Velen bereiken echter de overkant van de kloof niet. Ze blijven hangen in de armoede en de onzekerheden die reeds hun deel waren. Wat nu? Kan de arbeidsbrug verlegd of verlengd worden? Kan de kloof wat smaller gemaakt worden? Of moet de mensen geleerd worden nog beter te dansen en te springen? Een toekomstgerichte terugblik op beleid en praktijk van armoedebestrijding is nodig voor het vinden van een eerlijk antwoord op deze vragen.

Lees meer

Deel deze pagina via sociale media

logo armoede live 10jaarlater

logo expeditie sociale cooperatie

Adres

t.a.v. Amel Namane/ Sociale Alliantie
p/a FNV
Correspondentie per mail heeft de voorkeur:

mailadres2

Volg ons op sociale media