Stress, armoede en schulden
Door Jan Maasen
Klik hier om dit artikel te downloaden als pdf-document.
Op 5 juni 2019 organiseerde het bisdom Rotterdam een werkconferentie over armoede en schulden in Delft. Jacqueline Beekman, senior adviseur armoede en schulden bij Sociaal Werk Nederland, informeerde de aanwezige PCI-bestuurders en diaconale vrijwilligers over nieuwe inzichten en methoden om armoede en schulden aan te pakken.
Complexe samenleving
Het mag dan beter gaan met de economie, het aantal mensen dat langdurig moet leven in armoede blijft hoog. Een op de negen kinderen groeit op in armoede. Ruim een half miljoen huishoudens heeft problematische schulden. De totale kosten van de schuldhulpverlening bedragen 11 miljard euro per jaar, cijfers 2018. Het kabinet zet 39 maatregelen in om problematische schulden te voorkomen. Maar is dat voldoende?
De problematiek van armoede en schulden is hardnekkig. Oorzaak is ook omdat we in een complexe samenleving leven, aldus Beekman. Om goed te kunnen functioneren, moeten mensen over de nodige capaciteiten beschikken op het gebied van:
- Kennis (weten). Ze moeten bijvoorbeeld financieel geletterd zijn.
- Kunnen (competentie). Ze moeten beschikken over financiële en digitale vaardigheden.
- Handelen (doen). Mensen moeten gemotiveerd zijn om het gewenste gedrag te vertonen én in staat zijn tot voldoende zelfregulatie.
De overheid is geneigd om voor gedragsverandering vooral in te zetten op voorlichtingscampagnes en dus op de kenniscomponent. Denk bijvoorbeeld aan de informatie op een pakje sigaretten over de slechte gevolgen van roken voor de eigen gezondheid. Of aan de milieu impact van vliegreizen. De meeste mensen weten wel, dat vliegen de meest vervuilende vorm van reizen is, maar het aantal vliegreizen blijft desondanks toenemen. Ook de nieuwste campagne van de overheid ‘Kom uit je schuld’ zet in op kennis. Beekman verwacht veel meer effect van benaderingen, die direct inzetten op het handelen van mensen en daarbij gebruik maken van recente inzichten uit de gedragsleer en de hersenwetenschap.
Schaarste
In 2013 publiceerden Princeton psycholoog Eldar Sharif en Harvard-econoom Sendhil Mullainathan hun boek ‘Schaarste’. Zij lieten daarin zien hoe gebrek aan geld, tijd of calorieën het gedrag van mensen bepaalt en zelfs hun IQ negatief beïnvloedt.
Schaarste neemt zodanig bezit van iemands denken, dat minder ruimte overblijft om aan andere dingen te denken. Als je arm bent, ben je de hele dag bezig met vragen als ‘hoe kan ik deze rekening nog betalen?’ of ‘heb ik voldoende geld om het eind van de week te halen?’ Het beperkt de denkruimte of de bandbreedte, zoals de auteurs het noemen.
Het ervaren van schaarste heeft voor- en nadelen. Een voordeel is, dat schaarste zorgt voor focus. Je bent alerter en efficiënter om het probleem dat nu speelt op te lossen. Armen kunnen erg goed de eindjes aan elkaar knopen op de korte termijn.
Een nadeel is het ontstaan van een tunnelvisie. Alle aandacht is gericht op het oplossen van het probleem dat hier en nu speelt. Al het andere valt buiten de tunnel. Ook de toekomst is niet in beeld. Dus ga je gemakkelijk een lening aan om je acute geldzorgen op te lossen. Dat lenen uiteindelijk meer geld kost, is een rationele afweging, waarvoor geen denkruimte is.
De denkruimte of bandbreedte van de hersenen neemt dus af onder druk van de ervaren schaarste. En dat terwijl er juist meer denkruimte nodig is: mensen die financiële schaarste ervaren moeten bij iedere financiële beslissing afwegingen maken tussen wel of niet doen. En een verkeerde beslissing heeft direct schadelijke gevolgen, omdat ze veelal geen financiële buffer hebben.
Mensen die rond moeten komen van een beperkt budget zijn volgens Shafir en Mullainathan niet dom, lui of ongemotiveerd. Ze maken alleen andere keuzes doordat ze een gebrek aan geld hebben.
Hersenwetenschap
Recente inzichten uit de hersenwetenschap bevestigen en vullen de bevindingen van Sharif en Mullainathan aan. Hersenonderzoek wijst bijvoorbeeld uit, dat armoede en schulden invloed hebben op de werking en ontwikkeling van de hersenen. Risicofactoren versterken dat effect, zoals slechtere voeding, slechtere huisvesting, instabiele relaties, huiselijk geweld, verwaarlozing en ziekte. Armoede en schulden gaan daar vaak mee samen.
Lange tijd werd gedacht, dat de belangrijkste ontwikkeling van de hersenen rond het vijfde levensjaar voltooid was. Nu weten we, dat het rijpingsproces doorgaat tot ruim na het twintigste jaar en dat dit niet gelijk verloopt voor alle hersenregio’s. Vooral de prefrontale cortex rijpt laat. Dat is het gebied in de hersenen, waarin belangrijke functies gelegen zijn, die ons denken besturen en ons gedrag reguleren. Deze zogeheten ‘executieve functies’ helpen ons om op het juiste moment emoties, impulsen en gedrag te reguleren en flexibel af te stemmen op verschillende contexten en vereisten. Ze worden sterker, naarmate ze geoefend worden. Ook op latere leeftijd kunnen mensen deze functies nog ontwikkelen, al kost dat meer moeite.
De drie belangrijkste executieve functies zijn:
- werkgeheugen. Dit is de capaciteit om bij voorbeeld korte tijd informatie vast te houden en te bewerken; om tegelijk aan meerdere dingen te denken; om te focussen op een bepaald onderwerp zonder andere te vergeten.
- impulsbeheersing. Dit is de vaardigheid om onze gedachten en impulsen te controleren en weerstand te bieden aan verleidingen, afleidingen en gewoontes. Zo kunnen we focus houden, doordacht handelen en vasthoudend zijn.
- mentale flexibiliteit. Dit is de capaciteit om te schakelen en ons aan te passen aan veranderende omstandigheden, prioriteiten of perspectieven.
Stress
Stress is een normaal verschijnsel en hoort bij het leven. In een bedreigende of nieuwe situatie reageert het lichaam pijlsnel en bereidt zich voor op vechten of vluchten. De bijnier maakt adrenaline aan, spieren spannen aan, de hartslag versnelt, de bloedruk gaat omhoog. Veel van de reflexieve delen van de prefrontale cortex, die een reactie kunnen vertragen, worden tijdelijk uitgeschakeld. Zo kunnen we direct handelen en overleven.
Als de bedreiging aanhoudt, gaat de bijnierschors cortisol aanmaken. Dat zorgt ervoor dat de verhoogde staat van paraatheid blijft gehandhaafd en we emotionele ervaringen onthouden. Zodra het gevaar is geweken, treedt een ander deel van het brein in werking en wordt de stressreactie afgeremd.
Langdurige of chronisch stress heeft evenwel schadelijke gevolgen. Naarmate de stressreactie langer duurt, neemt ons immuunsysteem af. De energie moet ergens vandaan komen. Ziekten krijgen meer kans. De chronisch verhoogde hartslag en bloeddruk eisen hun tol.
Langdurige stress laat sporen na in de hersenen en leidt tot een slechte(re) ontwikkeling van de prefrontale cortex en de verbindingen met de andere hersenregio’s. Mensen zijn daardoor minder goed in staat zichzelf te reguleren en simpele tot zeer complexe handelingen te verrichten op basis van een actieplan. Of, zoals Jacqueline Beekman vertelde: “Je ziet dat mensen die in armoede leven, soms moeite hebben hun emoties te beheersen. Ze doen vaker dingen die ze zouden moeten laten. Ze hebben minder geduld en vinden het moeilijk iets te plannen of te organiseren. Een vrouw vertelde mij, dat ze elke dag ergens naar toe ging, waarvoor ze twee uur moest lopen. Ik vroeg haar waarom ze niet met de fiets ging, want ik wist dat ze een fiets had. Het is echt waar, wat ik nu zeg: ze had er niet over nagedacht.”
Mobility Mentoring®
In de Verenigde Staten heeft de sociaal werkorganisatie EMPath in Boston een methodiek ontwikkeld voor de bestrijding van armoede, die gebaseerd is op de bevindingen van de hersenwetenschap m.b.t. stress en executieve functies. Het doel van deze methodiek, Mobility Mentoring®, is gezinnen in armoede leren om economisch zelfredzaam en onafhankelijk te worden. Men heeft een aantal instrumenten ontwikkeld en een vorm van begeleiding (mentoring), die er op gericht is om mensen na te laten denken welke doelen zij op lange termijn willen bereiken en welke stappen zij daarvoor moeten zetten. Het belangrijkste instrument is de Bridge to Self-Sufficiency® (de Brug naar Zelfredzaamheid®) om de kloof tussen armoede en economische zelfredzaamheid over te kunnen steken. De brug bestaat uit vijf pijlers, die verwijzen naar vijf levensdomeinen waarop in samenhang stappen moeten worden gezet om tot die zelfredzaamheid te komen. In samenhang: het gaat om een optimalisering op alle vijf gebieden, een verbetering in slechts één domein is onvoldoende. En soms heeft een verbetering in het ene domein negatieve gevolgen voor een ander gebied. Daar moet dan ook weer aan gewerkt worden. De vijf levensdomeinen zijn: a. familiestabiliteit, onderverdeeld in huisvesting en zorg voor kinderen; b. welzijn (zowel psychische en fysieke gezondheid als sociale steunnetwerken); c, onderwijs en opleiding; d. financieel management (schulden én spaarpotje als buffer); en e. werk en loopbaanmanagement, gericht op een inkomen waarmee de deelnemer het gezin kan onderhouden. Op elke pijler zijn vijf of meer oplopende posities ingevuld.
De deelnemer bepaalt in overleg met de mentor zijn uitgangssituatie op elke pijler. Samen stellen ze dan de doelen vast die de deelnemer wil bereiken op korte en op lange termijn. Dan maken ze de stappen voor het werkplan. In elk volgend contact wordt de brug besproken en eventuele voortgang vastgesteld. Daarbij wordt steeds geoefend met probleemoplossende vaardigheden. Zo maakt de mentor zich langzaam overbodig.
Het is een langdurig en intensief traject, maar onderzoeken laten zien, dat Mobility Mentoring® voor veel deelnemers een weg uit de armoede biedt. Dat komt door de integrale aanpak van de vijf levensdomeinen, het werken met de brug en andere instrumenten zoals doelactieplannen en beloningen, en de consequente en rolvaste inbreng van de mentor. Die paart een onvoorwaardelijke positieve waardering voor de deelnemer en inzicht in de invloed van chronische stress op gedrag aan een gerichtheid op het bereiken van lange-termijndoelen. Uiteindelijk gaat het de mentor om het verbeteren van de executieve functies van de deelnemers.
Sinds een paar jaar groeit ook in Nederland de belangstelling voor Mobility Mentoring® en werkt men aan een Nederlandse variant. Verschillende gemeenten en instellingen zijn hierbij betrokken. Platform31 coördineert deze initiatieven.
Omgaan met stress bij armoede en schulden
Omdat armoede en schulden een bron van chronische stress zijn, is het raadzaam om bij de hulpverlening aan mensen, die in armoede leven of schulden hebben, rekening te houden met de oorzaken en effecten van stress. Dat hoeft niet altijd ingewikkeld te zijn. Zo is bekend, dat stress ervoor zorgt, dat mensen zaken sneller als een bedreiging zien. Het helpt dan, als de ruimte waarin het contact plaats vindt vriendelijk is ingericht, en er bijvoorbeeld ook een kapstok is om een jas op te hangen. Dat schept een rustiger start dan een rij loketten en tl-verlichting. Als een PCI met een spreekuur werkt, zou zij eens kunnen kijken naar de inrichting van de ruimte waar dat spreekuur plaats vindt en de wijze van ontvangst. Het aanbieden van een kop koffie of thee behoort daar ook toe.
Als je een brief of mail stuurt, zorg dan dat je de persoon aanspreekt met zijn of haar naam. Gebruik eenvoudige taal en noem de gemaakte afspraken. Wat ook helpt, is te spreken over ‘samen’ of ‘wij’. En stuur een herinnering de dag voor de afspraak.
Omdat de executieve functies, zoals rationeel denken, informatie opnemen, plannen e.d., minder goed zijn ontwikkeld, is het aan te bevelen informatie eenvoudig aan te bieden. Vanuit dat gezichtspunt zouden PCI-en ook nog eens kunnen kijken naar hun eigen folder. Is die wel geschikt om de PCI onder de aandacht te brengen van mensen in armoede of met schulden? Vaak moet een lezer zich eerst worstelen door een veelheid aan informatie over de geschiedenis van de PCI, het belang van diaconie voor kerkzijn, de manieren waarop de PCI aan haar geld komt en hoe de lezer daaraan kan bijdragen, tot je komt bij de kern voor mensen in armoede: als je in (financiële) nood zit, kan je een beroep doen op de PCI. Draai de tekst van die folder om.
Meer in het algemeen geldt, dat mensen ook baat hebben bij het opknippen van complexe taken in kleine stappen en bij het herinneren aan afspraken en stappen. Vaak willen we grote successen en resultaten behalen. Benoem de kleine stapjes die goed gaan. Niets is zo motiverend dan het behalen van kleine successen. Dat geeft zelfvertrouwen.
‘Als… dan..,’-gesprekken werken positief voor mensen die met schaarste kampen. Daarin bespreek je samen een noodplan, voor het geval een bepaald doel niet wordt bereikt. Het werkt stress verlagend, als men weet dat er een plan B is.
En vooral: luister naar de verhalen. Veel mensen in armoede of met schulden geven aan, dat hulpverleners en ambtenaren weinig tijd hebben, en dat ze hun verhaal niet kunnen vertellen. Juist gehoord en gezien worden is belangrijk.
Presentatie van Jacqueline Beekman tijdens de werkdag ‘Armoede en schulden’
Nadja Jungmann en Peter Wesdorp, ‘Mobility Mentoring®. Hoe inzichten uit de hersenwetenschap leiden tot een betere aanpak bam armoede en schulden’, Den Haag, januari 2017
https://www.platform31.nl/publicaties/mobility-mentoring#
www.eerstehulpbijschulden.nl
www.samenhartvoormensen.nl
Jan Maasen is medewerker Diaconie en Missiesecretaris Bisdom Rotterdam
Klik hier om naar de startpagina van het thema-dossier Schulden en schaarste te gaan.
Welvaart in Nederland 2019
Door Hub Crijns, met dank aan de redactie van CBS ‘Samenvatting Welvaart in Nederland 2019’
Klik hier om dit artikel te downloaden als pdf-document.
Het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS) brengt om de drie jaar een cijferbijbel ‘Welvaart in Nederland’ uit, waarin de meest recente cijfers en onderzoeken rond werk, inkomen, bestedingen en vermogen bij elkaar zijn gebracht. De vorige editie van 2016 bracht cijfers toen de economische crisis uit 2008 in zijn negatieve effecten net zijn hoogtepunt bereikte. In de editie ‘Welvaart in Nederland 2019’ merken we dat Nederland uit het dal aan het klimmen is. De cijfers belichten actuele sociaal-economische onderwerpen zoals koopkrachtontwikkeling, armoederisico, (her)verdeling van het inkomen, inkomens- en vermogensongelijkheid, belastingdruk en consumentenvertrouwen in Nederland.
Lees meer
Verduurzaming verbinden met armoedebestrijding
Door Trinus Hoekstra
Klik hier om dit document te downloaden als pdf-document.
In het laatste tweejaarlijkse rapport ‘De Balans van de Leefomgeving’ over de staat van het milieu, de natuur en de ruimte, is het Planbureau voor de Leefomgeving (PBL 2018) op het eerste gezicht positief: duurzaamheid leeft. In de maatschappij en bij het beleid krijgt verduurzaming volgens het rapport veel aandacht. Vooral waar het gaat om klimaatverandering zijn burgers, bedrijven, ngo’s en overheden duurzaamheidsinitiatieven gestart. Maar er klinkt ook een indringende waarschuwing: de lusten en de lasten moeten eerlijk verdeeld worden. Als er ongelijkheid ontstaat, is er op een gegeven moment geen draagvlak meer voor verandering.
Groen kapitalisme
Deze waarschuwing wordt aangescherpt door de sociale wetenschapper Shivant Jhagroe. Hij promoveerde in 2016 aan de Erasmusuniversiteit in Rotterdam op de politieke betekenis van stedelijke verduurzaming. Volgens Jhagroe (Trouw 7-9-18) dreigt de huidige verduurzaming wereldwijd te leiden tot een nog ongelijkere verdeling van schone en leefbare ruimte dan nu al het geval is.
Sinds het jaar 2000 zijn er meer klimaatvluchtelingen dan oorlogsvluchtelingen en naar schatting zijn er daar in 2050 meer dan 150 miljoen van. In Europa overlijden jaarlijks een half miljoen mensen als gevolg van verontreinigde lucht. De cijfers laten niet alleen aantallen slachtoffers zien, maar ook dat ze vallen onder mensen die minder kansen hebben. Ze wonen op slechtere plekken, zijn armer en minder goed opgeleid.
De huidige verduurzaming vergroent volgens Jhagroe de bestaande ongelijkheid. Dat groene leven is een lifestyle van de happy few, van de rijke eco-elite, met kansen op allerlei gebied. Er is met producten en diensten voor deze elite een soort van groen kapitalisme gecreëerd. Terwijl om echte grote veranderingen teweeg te brengen, de massa bereikt moet worden. Het draagvlak zal dus vergroot moeten worden.
Als vergroening ongecontroleerd aan de vrije markt wordt overgelaten, vergroot deze volgens Jhagroe momenteel de ongelijkheid. Langs een andere weg, via allerlei burgerinitiatieven, wordt de ongelijkheid ook vergroot. Alleen mensen met een goed netwerk en een stevige achtergrond doen mee met de stadstuin of de energiecoöperatie. Dergelijke strategieën van vergroening vergroten niet alleen de ongelijkheid, maar dreigen daarmee ook breed in de samenleving het draagvlak voor vergroening te ondermijnen.
Overheid
De overheid zou bij verduurzaming volgens Jhagroe een veel grotere rol moeten spelen dan ze nu doet. Schone lucht en de gezondheid van burgers zijn bij uitstek publieke verantwoordelijkheden waar de overheid zorg voor heeft te dragen. De overheid heeft met subsidies, belastingen en beloningen allerlei instrumenten tot haar beschikking waarmee duurzame ontwikkeling kan worden gestuurd. Met die instrumenten zou je sociale ongelijkheid ook kunnen verminderen door middel van vergroening.
Een mooi concreet voorbeeld dat Jhagroe hierbij aanraakt, is dat van de subsidie aan particulieren voor de aanschaf van zonnepanelen. Jhagroe stelt de vraag of rijkere huishoudens die panelen niet zelf kunnen betalen. Je zou met die subsidie immers ook woningcorporaties kunnen stimuleren de sociale woningbouw te verduurzamen. Daardoor wordt niet alleen minder fossiele brandstof gebruikt, maar krijgen deze huurders ook een lagere energierekening. Verder doordenkend op dit voorbeeld, zou het wellicht ook een mogelijkheid zijn dat je subsidies meer inkomensafhankelijk maakt, waarbij een lager inkomen in aanmerking moet komen voor een hogere subsidie. Op deze wijze zou je duurzaamheid én de verkleining van sociale verschillen hand in hand kunnen laten gaan, waarmee je dan ook nog een keer het draagvlak voor verduurzaming breed in de samenleving versterkt.
Kerken
Voor kerken kan het een interessante uitdaging zijn om de gerichtheid op duurzaamheid en armoede zo met elkaar te verbinden, dat vergroening én armoedebestrijding elkaar versterken. Tal van kerken zijn via noodhulp en betrokkenheid bij voedselbanken gericht op de thematiek van verarming. Daarnaast is er sprake van een toenemend aantal ‘groene kerken’, kerken die de uitdaging aangaan om steeds verdere stappen te zetten op het pad van verduurzaming. In een verbinding van de twee benaderingen komt de vraag aan de orde waar in een kerkelijke aanpak de overlap kan zitten tussen vergroening én armoedebestrijding. In ieder geval kan het inspirerend zijn om het maatschappelijk debat hierover nauwlettend te volgen en wanneer de gelegenheid zich voordoet aan dat debat deel te nemen. Juist het oogmerk in dat debat om het draagvlak voor verduurzaming te versterken door vergroening te verbinden met armoedebestrijding, raakt aan de kerkelijke inzet om stem te geven aan en op te komen voor dat wat kwetsbaar is: mensen in armoede én een bedreigde aarde. Het maakt deel uit van wat vanuit de Wereldraad van Kerken een ‘Pelgrimage van Gerechtigheid én Vrede met de Aarde’ genoemd wordt (https://www.oikoumene.org/en/resources/documents/general-secretary/pilgrimage-of-justice-and-peace-with-the-earth) .
Dit artikel is een voorpublicatie uit de bezinningsbrochure van Kerk in Actie en de Raad van Kerken die in 2020 verschijnt en in het teken zal staan van de thematiek 'Duurzaamheid en armoede'
Klik hier om naar de startpagina van het themadossier 'Klimaat en armoede' te gaan.
Het klimaatvraagstuk is een aarde-omvattende sociale kwestie
Bespreking van een nieuw boek van de Franse socioloog Bruno Latour, door Raf Janssen
Klik hier om dit artikel te downloaden als pdf-document.
Bruno Latour is een Franse filosoof en socioloog. In 2017 schreef hij een boek over het klimaatvraagstuk met als titel 'Où atterir? Comment s’orienter en politique'. In 2018 verscheen een Engelse vertaling onder de titel 'Down to Earth. Politics in the New Climate Regime'. Intussen is het boek ook in het Nederlands vertaald. Daar is de Franse titel vertaald als 'Waar kunnen we landen? Politieke oriëntatie in het Nieuwe Klimaat-regime'.
Latour opent het boek met de constatering dat drie actuele maatschappelijke vraagstukken nauw met elkaar samenhangen: globalisering en de daarmee samenhangende deregulering, vergroting van de ongelijkheid en het (ontkennen van) het klimaatvraagstuk. De samenhang van deze drie vraagstukken komt tot uiting in de opvatting van de heersende klasse dat er niet genoeg plek meer is voor iedereen. Er is geen gezamenlijk vooruitgangsdoel meer; er is geen gemeenschappelijke wereld meer. De grond onder onze voeten valt weg: er is geen afdoend antwoord op het klimaatvraagstuk. Voor de huidige globalisering is meer dan één aarde nodig, maar we hebben er maar één. Bij de huidige globalisering (en de daarbij horende economie) is op die ene aarde te weinig plek voor iedereen.
Latour stelt dan de vraag: blijven we de problemen ontkennen of zoeken we nieuwe grond onder onze voeten waar we met z’n allen weer kunnen leven? Waar (en hoe) zetten we weer voet aan de grond? In het zoeken naar een antwoord op die vraag zal iedereen zijn leven compleet moeten veranderen. Het zijn namelijk niet alleen nieuwkomers, zoals migranten, die hun eigen land kwijt zijn. Dat geldt, volgens Latour, ook voor de oorspronkelijke bewoners. Ook die zijn hun vertrouwde eigen land kwijt. Ook voor hen geldt de vraag: hoe krijgen we samen nieuwe grond onder onze voeten? De elite ontkent het klimaatvraagstuk en is verder van mening dat er op onze aarde niet langer plek is voor iedereen: ze willen de aarde niet langer met de rest delen. Daarom wil de elite zo snel mogelijk af van alle lasten van solidariteit. Daarom streven ze naar deregulering met als gevolg een toename van ongelijkheden. Meer groei en meer globalisering! Dat is de richting van de vooruitgang voor heel de mensheid. Dat is het gangbare verhaal. Maar dat geldt niet meer. Latour zet uiteen dat we een nieuwe richting moeten inslaan en een zoektocht moeten organiseren naar een plek waar we opnieuw kunnen landen, opnieuw voet aan de grond kunnen zetten. In die zoektocht moeten we ontdekken, ervaren wie onze bondgenoten zijn en wie onze vijanden, met wie we een bondgenootschap kunnen sluiten en wie we moeten bevechten. Volgens Latour moeten we opschieten met het in gang zetten van deze zoektocht, voordat de slaapwandelaars in hun blinde weg voorwaarts alles vermorzelen wat ons lief is.
Eén ding weet Latour zeker: zolang we oude doelen en visies blijven nastreven, lukt de zoektocht naar nieuw land niet. We moeten in ons denken en doen voorbij de grammatica van de moderniteit. De nieuw te ontwikkelen grammatica heeft de aarde als grondslag. We moeten de sociale kwestie opnieuw stellen, maar dan met verwerking van het ecologisch vraagstuk. De 19e eeuw was de eeuw van de sociale kwestie. De 21e eeuw is de eeuw van de nieuwe geo-sociale kwestie, de wereldwijde, aarde-omvattende nieuwe sociale kwestie. Deze nieuwe sociale kwestie kan alleen worden opgelost als we beseffen dat we de ene aarde die er is, met z’n allen moeten delen. Om de nieuwe grammatica te ontdekken moeten we alles wat in de oude grammatica staat wantrouwen. Latour verduidelijkt dat door uiteen te zetten dat we een ander begrip van natuur moeten ontwikkelen. In het gangbare denken en doen van de moderne tijd plaatsen de mensen zich buiten de natuur. Ze kunnen vanuit die positie de natuur ook niet beschermen. Om voorbij dat denken en doen te komen moeten wij onderkennen dat wij als mensen zelf deel uitmaken van de natuur: wij zijn de natuur die zichzelf verdedigt. We moeten ons losmaken uit de heerschappij van de huidige economie die de natuur ziet en behandelt als een voorraadkamer waaruit goederen en grondstoffen geput kunnen worden en waarin afval gedumpt kan worden. Daarmee plaatsen we ons buiten de realiteit van de natuur die niet onuitputtelijk is en waarvan we overigens zelf deel uitmaken.
Zo’n realistische kijk op de natuur, aldus Latour, stelt ons in staat om sociale en ecologische vraagstukken met elkaar te verbinden. Dat leidt niet alleen tot ander denken en doen wat betreft de relatie tussen mens en natuur, maar het leidt ook tot ander denken en doen wat betreft de relatie tussen mensen onderling. Er kunnen andere begrippen ontwikkeld worden over vrijheid, emancipatie en eigendom. In plaats van het streefdoel van onafhankelijkheid komt het besef van afhankelijkheid van de aarde en afhankelijkheid van elkaar centraal te staan. En in plaats van een eigendomsbegrip dat een scheiding maakt tussen mijn en dijn, ontstaat er ruimte om toe te groeien naar een praktijk van sam-sam, in het besef dat de aarde die van ons allen is, grenzen stelt. Door onszelf de identiteit van aardbewoners te geven, gaan we ook op een andere wijze bepalen wat onze belangen zijn en beseffen we dat we de aarde delen met heel veel andere wezens.
Latour benadrukt dat het besef dat we aardbewoners zijn pas het begin is van de zoektocht naar een daarbij passende ordening van ons samenleven. Niemand weet nog hoe deze nieuwe samenlevingsorde eruit moet zien. Het is een opdracht aan ons allen om dat samen uit te zoeken. Waar kunnen we samen nieuwe en vaste grond onder onze voeten krijgen? Het zoeken naar een antwoord op die vraag zal met name moeilijk zijn voor de mensen die op dit moment geconfronteerd worden met onzekerheden, die geen vaste grond onder de voeten hebben en geen schuilplaats. De vraag is of zij zich politiek willen engageren in een zoektocht naar een nieuwe wereldorde, een nieuwe aarde. Voordat ze daartoe bereid en in staat zijn, moeten ze zich deelgenoot weten van de situatie waarin ze nu zitten. Met andere woorden: we moeten de stand van zaken opmaken wat betreft onze huidige situatie. Latour probeert dat door zichzelf vanuit zijn eigen geschiedenis te positioneren op de aardse plek waar hij graag wil landen: een ‘her-aard’ Europa, dat afstand neemt van het idee heel de wereld te beheren, maar dat in alle bescheidenheid en met al zijn verworvenheden wel aan allen die een veilig heenkomen zoeken, een van de thuisplekken op de aarde biedt om voet aan de grond te zetten.
Panningen, 2 mei 2019
Raf Janssen
Klik hier om naar de startpagina van het themadossier 'Klimaat en armoede' te gaan.