De strijd tegen armoede behoeft een nieuwe noemer

Samenvatting artikel 'Kan arbeid de groeiende kloof in de samenleving overbruggen?'

De strijd tegen armoede is vastgelopen. Vastgelopen enerzijds in een overheidsoffensief om mensen terug een arbeidsmarkt op te sturen die hen eerst buiten spel heeft gezet en die hen nu afscheept met een loon waarvan niet valt te leven. Vastgelopen anderzijds in een maat-schappelijk offensief om met charitatieve activiteiten de ergste nood van mensen te lenigen zonder de structurele oorzaken van deze nood op te sporen en aan te pakken. Drie ontwikkelingen hebben bijgedragen aan het ontstaan van deze verlammende situatie. Op de eerste plaats het verdwijnen van het vermogen bij het gros van de mensen om zich de samenleving anders voor te stellen dan deze nu is. Dat vermogen was al niet zo goed ontwikkeld en bij de val van de Berlijnse Muur in 1989 is het nagenoeg geheel verloren gegaan. Daardoor kunnen mensen, organisaties, partijen, overheden zich geen samenleving meer voorstellen die anders is dan de huidige.
Dat onvermogen versterkt een tweede ontwikkeling die altijd al in de kiem aanwezig was, namelijk het reduceren van maatschappelijke vraagstukken tot persoonlijke problemen. Het armoedevraagstuk wordt gedefinieerd en dus ook behandeld als een probleem van/met arme mensen. Een derde ontwikkeling die in de hand werkt dat de strijd tegen armoede versnippert in een reeks van individuele aanpassings- en hulptrajecten, is het zich terugtrekken van maatschappelijke organisaties op hun eigen kerntaak. Dat belemmert de vorming van dwarsverbanden en coalities die nodig zijn om uit het gangbare denken en doen te breken. In de jaren zestig en zeventig van de vorige eeuw vormden zich basisgroepen van achtergestelden, waaronder werklozen, arbeidsongeschikten, buitenlandse werknemers en andere migranten, bijstandsmensen en minimumloners. Ze werden ondersteund door kritische welzijnswerkers die vooral actief waren in achterstandswijken. Vanuit concrete hulpverleningssituaties probeerden deze werkers maatschappelijk achtergestelden aan te zetten tot en te helpen bij het ontwikkelen van een sociale politiek. Dat gebeurde met het doel om in alle sectoren van de samenleving te komen tot een rechtvaardiger verdeling van de welvaart. Het na de oorlog opgebouwde stelsel van sociale zekerheid voldeed in hun ogen niet meer: het was te zeer vervlochten met een economisch bestel dat ongelijkheid creëert en de aarde uitput.
Om concrete hulp en maatschappelijke verandering aan elkaar te koppelen en om verschillende bewegingen met elkaar te verbinden werd vanaf het midden van de jaren zeventig de strijd tegen armoede als gezamenlijke noemer gelanceerd. Deze noemer heeft decennialang een samenbindende en mobiliserende werking gehad. Zeker in het begin toen de landelijke politiek en overheid tegen de feiten in bleven ontkennen dat in het rijke Nederland sprake was van armoede. Uiteindelijk werd bij de overheid toch de erkenning afgedwongen dat er inderdaad ook in Nederland sprake was van armoede. Dat betekende aanvankelijk een ver-sterking van de brede strijd tégen verarming en vóór vernieuwing van de samenleving. Maar in het eerste decennium van deze eeuw kreeg de geïndividualiseerde armoedevisie van de overheid steeds meer aanhang en werd armoede meer en meer verengd tot een probleem van achterblijvers, die eerst en vooral geholpen moesten worden om weer aan het werk te komen. Daardoor is de mobiliserende werking van de noemer ‘armoede’ steeds meer teloor gegaan. De kloof tussen arm en rijk is toegenomen; mensen zijn daar bezorgd en boos over. Armoede is niet langer een geschikte term om deze groeiende boosheid uit te laten groeien tot een positieve beweging voor vernieuwing van de samenleving. Daar is een andere noemer voor nodig met een verbindende en mobiliserende werking die vergelijkbaar is met de functie die destijds termen als ‘sociale zekerheid’ en ‘armoede’ hadden. De term ‘bestaanszekerheid’ lijkt zich daar voor aan te dienen.
De beweging die deze vernieuwing in gang zet, is al gaande. Vanuit de basis van de samenleving. Op diverse terreinen. Ze komt concreet tot uiting in een bonte verzameling van burgerinitiatieven, die allemaal kenmerken van sociale coöperaties in zich dragen. Er moet voor gewaakt worden dat overheden en organisaties – al dan niet met goede bedoelingen – deze beweging overnemen en ze daarmee beroven van haar veranderkracht. Daarom is het maken van goede afspraken over de onderlinge relatie van belang: dat kan de bewegingen ondersteunen in hun verkenningstochten naar nieuwe verhoudingen in de samenleving en het kan de overheden weer meer terugbrengen naar haar rol van temmer van een doorgeschoten markteconomie. Dat vernieuwingsproces speelt zich af in een nieuw sociaal domein, dat naast het private en het publieke domein ontstaat. Het is het domein van het gemeenschappelijke, het gemeengoed, het domein waar particuliere initiatieven inhoud en vorm geven aan collectieve belangen, aan grondrechten rond bestaanszekerheden waarvoor voorheen de overheid garant stond. Dat heeft ook een vernieuwende werking ten aanzien van de inhoud en vorm van deze bestaanszekerheden, waaronder met name werkgelegenheid. In plaats van arbeid die mens en aarde opsoupeert, ontwikkelen mensen in sociale coöperaties vormen van bewarende arbeid, arbeid die mens en natuur in stand houdt, bewaart. Zo’n arbeid kan wel een brug slaan over de dieper geworden kloof in de samenleving.

Klik hier om het hele artikel te lezen.

Klik hier om naar de startpagina van het themadossier 'Werk, werkloosheid en nieuwe wegen' te gaan.

Afdrukken