Samenleving terug in beeld?!

woordwolk samenleving terug in beeldPersoonlijke problemen worden weer gekoppeld aan maatschappelijke vraagstukken. Dat biedt de anti-armoedebeweging weer mogelijkheden om de situatie van armoede mensen in verband te brengen met de vraag hoe de samenlevende mensen hun samenleving inrichten. Armoedebeleid wordt dan niet langer gereduceerd tot charitatieve acties om arme mensen te helpen. Uit drie recente rapporten blijkt dat de samenleving terug in beeld is. Dat biedt perspectieven om het armoedebeleid in het teken te zetten van collectieve acties, of beter gezegd de acties van collectieven voor herstel en behoud van sociale grondrechten en bestaanszekerheid.

Het verband tussen individuele levens en maatschappelijke structuren

In 1959 schreef de Noord-Amerikaanse socioloog C. Wright Mills een boek over de sociologische verbeeldingskracht. In 1963 in Nederlandse vertaling uitgegeven als 'De sociologische visie' (Uitgeverij Het Spectrum, Utrecht, 1963). Sociologische verbeelding is de capaciteit om de verbanden te zien tussen de individuele levens van mensen en de maatschappelijke structuren waarbinnen deze levens zich afspelen. Kenmerk van deze capaciteit is het vermogen om onderscheid te maken tussen ‘persoonlijke moeilijkheden’ en ‘algemene vraagstukken van de sociale structuur’. Moeilijkheden, aldus Mills, doen zich voor in de persoonlijkheid van het individu en binnen het kader van zijn directe relaties met anderen. Zowel de onderkenning als de oplossing ervan liggen verankerd binnen het individu. Vraagstukken betreffen zaken die deze beperkte omgeving en het gebied van de innerlijke beleving overschrijden. Een vraagstuk is een algemene aangelegenheid die in feite dikwijls verband houdt met een crisis in institutionele regelingen, en vaak zijn er ook tegenstellingen in het spel. Mills verduidelijkt dit onderscheid met het voorbeeld van de werkloosheid. “Als in een stad met honderdduizend inwoners slechts één man werkloos is, dan is dat zijn persoonlijke moeilijkheid en om deze moeilijkheid op te lossen, doen we er goed aan ’s mans karakter, zijn bekwaamheden en zijn directe kansen in aanmerking te nemen. Maar als op een bevolking van 50 miljoen werknemers er 15 miljoen werkloos zijn, dan is dat een vraagstuk en we mogen niet verwachten de oplossing ervan te vinden binnen de reeks van kansen die er voor iemand persoonlijk aanwezig zijn. Het is nu juist de structuur der kansen die ineen is gestort. Zowel de juiste afbakening van het probleem als het scala van mogelijke oplossingen dwingen ons de economische en politieke instellingen van de samenleving in beschouwing te nemen, en niet slechts de persoonlijke omstandigheden en het karakter van enkele los van elkaar staande individuen.” (p. 13-14)
Dus als men over werkloosheid spreekt, dient ook te worden gesproken over het vraagstuk hoe onze maatschappij haar werk organiseert. Vraagstukken rond werkloosheid hebben direct te maken met vraagstukken rond de aard en de waarde van arbeid, betaalde en onbetaalde. En datzelfde geldt voor vraagstukken van armoede en bestaansonzekerheid. Als er grote vraag is naar werknemers en tegelijkertijd kunnen grote aantallen oudere werklozen geen werk vinden, dan zegt dat iets over de wijze waarop wij als samenlevende mensen onze samenleving, en in dit geval het werk, hebben georganiseerd. Hetzelfde geldt voor het ergerlijke feit dat de helft van de armen betaald werk heeft en het beleid ongenuanceerd de leus blijft zingen dat werk het beste medicijn is tegen armoede. Dan volstaat het niet mensen met straffe maatregelen te re-integreren naar de arbeidsmarkt. De structuur van de arbeids-markt en de regelingen die daar gelden, moeten onder revisie.

Rapport van SER: Opgroeien zonder armoede

In maart 2017 brengt de Sociaal-Economische Raad (SER) een advies uit aan de staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid over het beleid ten aanzien van armoede onder kinderen. De titel van het rapport luidt: 'Opgroeien zonder armoede'. In de Nieuwsbrief 2017-4 (12 juni 2017) is dit rapport besproken.

We willen hier alleen nogmaals onderstrepen dat dit rapport benadrukt dat het helpen van arme kinderen via het beschikbaar stellen van een heel pakket aan voorzieningen niet volstaat. Het compenseren van de gevolgen van armoede is niet genoeg; de oorzaken van ar-moede moeten worden aangepakt. Om armoede te bestrijden is het nodig, aldus de SER, dat maatschappelijke vraagstukken rond werken en inkomen, inkomensondersteuning en schulden worden aangepakt. De meer structurele aanpak die bepleit wordt richt zich vooral op een betere afstemming van beleidssectoren en regelingen daarbinnen. De SER blijft ook bij het hebben van werk als de koninklijke weg uit de armoede, maar er wordt wel een belangrijke opmerking aan toegevoegd: armoedebeleid moet inzetten op meer banen met een groter aantal uren, dat voldoende inkomen en inkomenszekerheid biedt. Daarmee is een voorzichtige stap gezet naar het hervormen van de arbeidsmarkt op zodanige wijze dat pulp-baantjes niet langer geduld worden omdat ze mensen van de regen in de drup helpen, omdat ze onvoldoende garantie bieden op bestaanszekerheid, omdat ze geen recht doen aan de overheidsopdracht inzake sociale grondrechten omtrent arbeid en inkomen.

Rapport van Kinderombudsvrouw: Alle kinderen kansrijk

Op 5 december 2017, op de vooravond van het feest van Sinterklaas, brengt kinderombudsvrouw Margrite Kalverboer een rapport uit over armoede onder kinderen. De titel van het rapport luidt: 'Alle kinderen kansrijk - het verbeteren van de ontwikkelingskansen van kinderen in armoede'. In het rapport van de ombudsvrouw worden de oorzaken van armoede niet gezocht bij arme kinderen en evenmin bij de huishoudens waarvan deze kinderen deel uitmaken. De oorzaken van armoede worden gezocht in de kwaliteit van de leefomgeving thuis en buitenshuis. Geconstateerd wordt dat gezinnen in armoede vaak een 'materiële achter-stand' hebben: ongezonde voeding, slechte behuizing, weinig ontwikkelingsmogelijkheden, permanent geldgebrek, mindere buurtomgeving. Kortom, de sociale grondrechten waar kin-deren recht op hebben om een goede toekomst op te bouwen, zijn mager ingevuld. Het rap-port beschrijft dat vooral als omstandigheden die kenmerkend zijn voor de huishoudens waarin arme kinderen opgroeien. Net als in het SER-advies blijven de adviezen om iets aan deze omstandigheden te doen beperkt tot een betere afstemming van de verschillende sectoren van het overheidsbedrijf en aanverwante instanties. Maar toch… de omschrijving van de leefomstandigheden is een eerste stap. En evenals het SER-advies gaat de kinderombudsvrouw in haar rapport op onderdelen toch een voorzichtige stap verder: de uitkeringen zijn niet meegegroeid met de vaste lasten; het inkomensbeleid is onvoldoende effectief; werk levert lang niet altijd voldoende inkomen op om duurzaam uit de armoede te komen; te hoge zorgkosten en te hoge vaste lasten veroorzaken problematische schulden. De kinderombudsvrouw wijst op enkele basale rechten uit het kinderrechtenverdrag - door Nederland in 1995 geratificeerd - die onvoldoende zijn gewaarborgd. Dat geldt met name voor het recht op een toereikende levensstandaard (huisvesting, voedsel, kleding, ontplooiing); het recht op gezondheid; het recht op sociale voorzieningen. Kortom, net als bij volwassen armen worden bij arme kinderen de sociale grondrechten onvoldoende gerealiseerd. Het is een vooruitgang dat recente rapporten van beleidsadviseurs een dergelijke vaststelling durven op te schrijven. Het constateren van de feitelijke situatie is een eerste stap om te komen tot verdergaande adviezen over de werkelijke oorzaken van armoede die ook in deze rapporten nog onuitgesproken blijven, namelijk de samenhang tussen de gesignaleerde verschijnselen en de wijze waarop de samenlevende mensen hun samenleving hebben ingericht. Een recent rapport van de Raad voor Volksgezondheid en Samenleving zet een voorzichtige stap in deze richting.

Rapport van RVS: Recept voor maatschappelijk probleem

Onlangs kwam de Raad voor Volksgezondheid en Samenleving (RVS) met een rapport dat kritische noten plaats bij de individualistische benadering van problemen met betrekking tot gezondheid. Maatschappelijke factoren worden ten onrechte buiten beschouwing gelaten, aldus de RVS in het rapport 'Recept voor maatschappelijk probleem'. Bekijk problemen die mensen hebben met hun gezondheid niet louter door een medische bril. Deze problemen kunnen ook te maken hebben met de manier waarop de samenlevende mensen hun samenleving hebben ingericht. De RVS vat deze oproep tot verbreding van het kijken naar problemen bondig samen met de volgende constatering: “Als de maatschappij het probleem is, is een recept niet de oplossing”. Er is een tendens om de weerbaarheid van mensen te vergroten; er wordt steeds meer nadruk gelegd op het belang van 'coping': mensen leren omgaan met hun kwetsbaarheden. Dat heeft positieve kanten, maar we moeten niet doorschieten, waarschuwt de RVS. “In de nadruk op coping schuilt echter ook een groot gevaar. De verantwoordelijkheid voor het omgaan met problemen dreigt eenzijdig bij het individu terecht te komen. Maar wanneer grote groepen mensen dezelfde knelpunten ervaren, dan is de oplossing niet dat zij allemaal individueel hun mentale weerstand versterken. In plaats daarvan is het constructiever om te onderzoeken hoe de maatschappelijke omstandigheden zo kunnen worden aangepast dat het knelpunt niet ontstaat.” (p 14)

Boosheid omzetten in maatschappelijke kwaadheid

Het individualiseren van maatschappelijke vraagstukken gaat vaak gepaard met het verwijt van ‘eigen-schuld-dikke-bult’. Dat maakt mensen bang en boos: ze trekken zich terug, sluiten zich op in hun problemen, die daardoor verstommen, niet meer als maatschappelijke vraag-stukken ter discussie gesteld worden. Op verschillende plekken in het land wordt deze maat-schappelijke stilzwijgendheid doorbroken door mensen die elkaar opzoeken en die via het oprichten van sociale coöperaties proberen het stilzwijgen te doorbrekend met concrete activiteiten ter verbetering van hun bestaanszekerheid. Dergelijke sociale coöperaties zijn initiatieven die geboren zijn uit gevoelens van ongerustheid, angst, boosheid en woede over de maatschappelijke verhoudingen van ongelijkheid die mensen ervaren in hun dagelijkse leven. Door zich te organiseren in sociale coöperaties zetten mensen deze gevoelens om in een wil en kracht om samen met lotgenoten deze maatschappelijke verhoudingen te benoemen en te veranderen. Boosheid wordt zo van persoonlijke emotie omgezet in maatschappelijke kwaadheid. Ze werkt daardoor als een politiek-maatschappelijke drijfkracht om processen van ongelijkheid te thematiseren, om uitgedunde bestaanszekerheden te hernieuwen en om aanzetten te geven tot maatschappelijke veranderingen. Door ervaringen en inzichten uit te wisselen versterken sociale coöperaties elkaar in hun zoektocht naar bestaanszekerheid via een nieuwe invulling van sociale grondrechten.

Raf Janssen, Panningen, 10 december 2017

Klik hier om naar de startpagina van het themadossier 'Geven en wederkerigheid' te gaan.

Afdrukken